75
Langebier. Geneer je niet — je mag nog wel eens draaien.
De koster (v er leg en-tglimlacher ig). Ik zeg maar....
Nansen. Ja?
De koster. Ik zeg da-’k de veldwachter gewaar-schouwd heb.
Nansen. Heb ik je dat verzocht?
De koster. Dat hoef u niet te verzoeke. Dat doe ’k zoomaar {af).
Tiende Tooneel.
Nansen. Juffrouw Co.
Nansen {bij het raam). Jawel! {gaat norschbij den haard zitten). Waar wacht u op? {Zij wil heengaan). Geef dien man ’n kop koffie of zoo iets en laat 'm naar huis gaan. ’t Is geen weer om te schildwachten. We kunnen buiten ’m.
Co. Goed, meneer de pastoor. Hoe laat wil u eten?
Nansen. Gewone klok. ’k Heb toch nog ’n half uur?
Co. Ja, meneer de pastoor — ’n klein half uur. Mag ’k dat ding wegzetten?