27
Pleegzuster. Dat hèb ’k gezegd, eerwaarde {naar de deur).
Nansen. Zuster! Nee, doe u eerst de deur toe. — Zegt ze nog 9r gebeden ?
Pleegzuster. Nee, eerwaarde. De eerste dagen hééft ze ’t gedaan, heeft ze den rozenkrans, dien ’k ’r gegeven had, niet uit V handen gelegd. Nu niet meer.
Nansen. Niét meer ?
Pleegzuster. Nee, eerwaarde. Als ik bid, kijkt ze me enkel an. — Ze wou graag ’r kindje zien. Mag dat al hier komen ?
Nansen. ’t Kan niet. ’t Is licht ongesteld. Hoeft u ’r niet te zeggen.
Pleegzuster. Dan zal ’k ’t niet zeggen, eerwaarde {af).
Twaalfde Tooneel.
Nansen. Bronk.
Bronk (p'npyp uitkloppend). Nansen, we hebben ’n weinig onstuimig gesproken. Ik stap op. Als ’k werom kom, zullen we nog eens onze meening toetsen.