van komme? Wat is d’r an ’t handje?... Wat mot die zwaan hier?...
De Zwaan (nijdig, met opgeheven vleugels). As je knol op me lijf trapt, leg ’k z’n ooge dicht!...
Agent. Wi-jij maar is mee na ’t bureau gaan? Jij hoort hier niet! Veruit!
Jan. Meneer de agent, da’s mijn zwaan — is met me sterre weze plukke an de hemel....
Agent. Deurloope mensche, of me slaan d’r op in!... De straat mot vrij blijve... Is die zwaan van jou?... Dan mag die niet los op straat loope.... Is me dat ’n gedonder!... Achteruit! Achteruit!...
Derde stem. Jan-van-de-kruier het sterre gestole — z’n zakke vol! As dat maar mag!
Agent. Hou jij d’r me paard is vast, jongen! Dan zalle me zien (springt van het paard, bukt naast de zwaan voor het tuimelraam).
Tweede Tooneel.
Rijksveldwachter, Jan, De Zwaan, Menigte.
Veldwachter (op handen en knieën). Bè-jij an ’t moere geweest?
Jan. Nee, hoor!
De Zwaan. Sterre benne vrij!