58
’n vrouw van verdachte zeden — excuseer ’t onaangename woord — als man en vrouw leefde. Ik heb gehuild — moeder eiken dag — vader spreekt geen woord — en schrijven mochten we niet...
Peter. God — wat zijn jullie gedwee!
Bart. Pardon — ik geloof dat ’k beter doe...
Gaaike, (lachend) Nummer twee! Blij ft u asjeblief.
Bart. Zooals u wilt. :
Peter. Jullie zijn van ’n tamheid, van ’n onderworpenheid ... Driemaal heb ’k moeder geschreven. Geen letter antwoord...
Gaaike. Vader heeft....
Peter. M'n brieven geopend... Prachtig! ’k Geloof, als-ie jullie ranselde, dat je nog dankie zóu zeggen.
Gaaike. Niet zoo overdrijven, niet zoo eenzijdig praten, lieve jongen, ’s Morgens komen we op je kamer — en alleen wat vuil wasch water. Vader vertelde ons alles — alles van jouen van die —juffrouw. Hij wil je met de politie terughalen. Dat schandaal hebben we gelukkig voorkomen — Jozef en ik — vooral Jozef.
Peter. Dat weet ’k. Hij heeft ’t me geschreven.