38
Engel. (verwonderd) Sjongen — was u uit?
hotte, ’k Heb versche bokking gekocht.
Engel. Nee hoor. Dat sijn socialen. Die ken je niet ete. — De lamp is gevuld. Nou ga ’k voor meneer achter sorrege. O ja —d’r is’n heer voor u gewees.
Lotte. Voor mij ? ...
Engel. Nico heette-die. Kan dat ? Om twee uur sou die terugkomme.
Lotte (onrustig) Nico ? Die ken ’k niet. Daar ben ’k niet voor te spreken.
Engel. Dan óók maar wegsture. Alles maar wegsture. (Schel.) Wel alle jeesis! Die verrekte bel! (trekt aan het touw). Wie daar? Mot je tweehoog weese? Wat? (Een schreeuwstem: „Dobbe” !} Die is niet thuis! Wat? (Een schreeuwstem: „En me dochter T')
Lotte (verschrikt.) Da’s me vader. Kom u boven l
Engel. Smijt u de deur dich asjeblief.
DERDE TOONEEL.
Ricaudet. Lotte. Engel.
Ricaudet. (buiten adem) Awèl, verduuveld, da’s