Het zevende gebod

Titel
Het zevende gebod

Jaar
1899

Pagina's
143



122

Engel.    Hier is de kamer, meneer.    En    d&ar,

dat kleine gangetje door — leit uw soon. (.Moeder Dobbe en Gaaike ontdoen zich van rouwmantels en rouwhoeden, gaan de sterfkamer binnen)... En dat is de koffer ...

Dobbe. (grommend) Zoo. Voor wat staat-ie daar nog?

Engel.    De juffrouw sal ’m wel    gauw    late

hale ...

Dobbe. De juffrouw — de juffrouw. Waar is — die „vrind” van m’n zoon? ...

Engel.    Uit, meneer.

Dobbe.    Hum.

Engel.    Het u mijn nog noodig?

Dobbe.    Nee. Dank je.

Engel, (lief) U sal wel moe van de reis sijn ...

Dobbe.    Nee...

Engel. Maar de dames—siet—u—.

Dobbe. Bemoei u met uw eigen zaken...

Engel, (verlegen-vrindelijk) Nou, ’k sei’t maar — as u — of mevrouw — of de juffrouw — soms iets gebruike wil...

Dobbe.    We gebruiken hier niks.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.