97
VIJFDE TOONEEL.
De vorigen. Frans.
Frans. Bonsoir heeren.
Hoek (driftig). Op de man af gevraagd, meneer, weet ü van ’t bericht in ’t Dagblad?
Frans. Wélk bericht, kaptein?
Stam. Van de staking — van m’n zoon?
Frans. Pardon, ’k heb ’t niet gelezen, ’r Staat maar één bericht dat de ongelukkige jongen van hiernaast ongeneeslijk . ..
Hoek (driftig). Nee meneer . .. ! Lees asjeblief!
Frans. (lezend) . . . Da’s niet fatsoenlijk — Ik heb natuurlijk geen explicatie te geven, kaptein — onder mannen is ’n belofte, meen ’k, bindend.
Stam (grimmig). Dan moet m’n vrouw. Ga je mee, Hoek? (af).
ZESDE TOONEEL.
Frans. Mari.
Frans (klopt op Marfs deur). Mari! ... Ik, Frans.
Mari (lichtschuw). Zijn ze weg? (glimlachend) ’k Heb daar grappig nieuws gehoord — ze
7