94
Mevr. Stam. Ja, Karel... De vrouw is dood — *t kindje uitbesteed — ergens.
Stam. Zoo. — Zoo.
Mevr. Stam. ’t Portretje had je ook verscheurd.
Stam. Zoo.
Mevr. Stam. Ze lijkt op ’m. . . bedwingt haar huilen).
Stam. Zoo — Schei uit met je . . . Voortaan — voortaan zal ’k brieven verbranden. De kunsten lap je geen tweede keer.
Mevr. Stam. Je vroeg zelf, Karel...
Stam. Jawel, jawel — hou je mond. Je heb altijd je praatje klaar, krom of scheef (een stilte — zij wil heengaan) Anna — (aarziend) Geef op . ..
Mevr. Stam Wat?.. . (hij wenkt ongeduldig — zij haalt een portretje, geplakt en gepleisterd, uit haar huishoudtaschje — hij bekijkt het stroef). .. Ergens bij vréémden — Ze heet Anne.
Stam. Zoo (geeft ’£ terug).
Mevr. Stam. Dank je (gaat zwijgend af)