Mari (onzichtbaar). Nee, mama.
Stam. Toe maar. Me zoon de kraamvrouw! (een stilte). Breng ’m wat zachte eitjes, (een stilte. Zij wil heengaan)... Waar ga je heen? Blijf hier. — D’r is weer 7n knoop van m’n overhemd gesprongen.
Mevr. Stam. ’k Heb toch vanmorgen alles sekuur nagekeken.
Stam. Je kijkt wat na! Gister heb ’k ook ’n uur getobd met me boord — hou je mond maar (een stilte — zij wil opnieuw heengaan). Wat — wat stond ’r in die brief...
Mevr. Stam (licht-schrikkend). In wélken brief ?...
Stam. Je begrijpt me wel.. .
Mevr. Stam. Nee — ’k begrijp je niet.
Stam. De brief van vóór-eergister — Doe niet alsof ’k Spaansch spreek — de brief, die drie dagen gelejen is gekomen, ’n half uur voor hij z’n appelflauwte kreeg ...
Mevr. Stam. Je heb ’m zelf verscheurd . ..
Stam. Alsof ’k niet wist, dat jij . . .
Mevr. Stam ... Nee, Karel.
Stam. Was die van?... (zij knikt schuw) Van ’m zelf? ... (zij knikt). Uit Algiers? ...