49
Mevrouw Stam (weer binnentredend). .. Hij geeft gèen antwoord ... Heb je 'n brief? .. .
Stam (woest-bukkend). Ja!... Daar, daar, daar!...
Mevrouw Stam. ’n Brief van ... Maurits ? ...
Stam ... Ja .. .
Mevrouw Stam ... En . .. Verscheur je die, zonder 7m open te maken ? ...
Stam. Bemoei je ’r niet mee!
Mevrouw Stam. En als-ie nou — ’k had 7r toch óók recht op, Karel. . .
Stam (afgemeten). Bemoei je ’r niet mee . . .
Mevrouw Stam (op schreien af) ...Kwam die uit Algiers ? . . .
Stam. ’k Weet ’t niet. . .
Mevrouw Stam. Heb-ie ’t poststempel dan niet... (wil bukken om de snippers te rapen).
Stam (dreigend) . . . Anna! ... Anna versta je niet ? ...
Mevrouw Stam (de snipper weer los latend) ... Misschien staat ’r wel in dat-ie ...
Stam. Nee. — Dooien schrijven niet.
Mevrouw Stam (angstig) . .. Mag ’k de snippers ... (hij kijkt haar grimmig aan). Karel, ’k ben toch z’n moeder .. . (zacht schreiend af).
4