18
Martha. Is dat Frans Bèrens — Mari — de vrind van wie je? . ..
Frans. Ja, die Frans ben ik, juffrouw. Veel kwaad gesproken ? ...
Mari... En zoo opgepoetst? 7t Lijkt eer of je voor middagappel komt opzetten ...
Frans, ’k Hou van m’n uniform, beste jongen. Ja, dat begrijpt hij niet, mevrouw. Zoo ineens van provisor in ’n dorpsapotheek — eérste luitenant — overal gesalueerd worden: ’t zijn sterke beenen, die de sterretjes dragen. De eerste tijd heb ’k wel last van m’n sabel gehad — om de seconde zat-ie tusschenm’n beenen — vreeselijk hardnekkig! — maar nou zie je bij avond geen onderscheid tusschen mij en hem, hahaha! — ofschoon, dat moet ’k zélf zeggen, ’k niet positief begrijp, waarom ’n militair apotheker zoo’n geweldig zwaard noodig heeft...
Martha . .. Om zoethout en drop mee te hakken, hahaha!
Frans. Koekhakken op ’n boerenkermis a la bonne heure, hahaha! Wat is dat? (gefluit en gejoel buiten).
Alphons (uit het raam hangend). Verdikkie!
Martha. Wat is ’r?