13
De Schoenmaker ... Ja, juist — da’s ’t preciesies gezeid. Maar nou is de dirrecteur op z’n achterste poote gaan staan — en het stiekem andere late komme — en die slape op de febriek — en da’s gemeen — da’s smèrig. Van dertien cente in ’t uur na vijftien is niet zoo’n stugge sprong, om nie-eens van mijn jongen te prate, die maar vijf cente verdient voor nachtwerk.
Mari. ’t Is crimineel. Ze motten doorzetten — stèvig.
De Schoenmaker. Ja — maar as de dirrecteur ze niemeer hebbe wil — heel e maal niemeer — dan zit je ’r mee — da’s ’n zorg...
Mari. Heb-ie wat te rooken? Nee? Wacht ik zal je is even ... (keert zich om9 ziet zijn vader, die hem met de oogen volgt).. . O ? Stond u daar al lang ? (zwijgen) Hier, vang, Willem. Pas op, breek ze niet. Eén. Twee. Drie. Vier.
De Schoenmaker. Dank u wel.
Mari. Dag Willem.
De Schoenmaker. Dag meneer.
Mari (sluit het raam, laat de jalouzie zakkenr strijkt nerveus een lucifer af, rookt — een lange stilte. Onbeweeglijk kijkt Stam zijn zoon aan, wijst op z'n voorhoofd. Driftig draait Mari zich om, plonst in een leunstoel).