1
Op de vrouwenzaal stonden tien ijzeren bedden. Sinds haar opname, enkele uren daarvoor, was Zwaantje al heel wat over de andere patiëntes te weten gekomen. Alleen van een Hollandse vrouw, rechts van haar, wist Zwaantje niets. De vrouw luisterde in een zelfverkozen isolement uur na uur door de koptelefoon van een walkman naar muziek.
De afdeling was nog niet gemoderniseerd. De wanden waren van een rustgevend lichtgroen, de ramen zaten te hoog om naar buiten te kijken, alleen het gekraak van gesteven verpleegstersuniformen ontbrak. Ondanks de korte tijd dat Zwaantje nu was opgenomen, bestond er voor haar alleen nog deze ene ziekenhuiszaal.
Links van haar lag iMaria aan een bloedinfuus. Zij was een Argentijnse ballinge. Haar man had de klachten van de zwangere Maria aan de huisarts overgebracht. De arts had de kwestie telefonisch afgehandeld omdat hij het te druk had om langs te komen. Zij kreeg thuis een miskraam. Een hevige bloeding volgde. Haar man had de dokter gelaten voor wat hij was en een ambulance laten komen.
Maria was zwak. maar kwaad.
'Ik heb mijn eigen land moeten verlaten. Het werd te gevaarlijk. Op een dag werd ik in Buenos Aires voor mijn huisdeur gearresteerd en meegenomen voor verhoor. Het behoorde tot de standaardvragen of je joods bent. Ik had het niet overleefd als ik de waarheid had gesproken. Nu werd ik alleen mishandeld. De situatie in mijn land is onleefbaar, maar wat mij nu hier is overkomen, had me daar niet kunnen gebeuren. Als ik beter ben, zal ik die huisarts te spreken vragen. De loei.’
Zwaantje schoot in de lach om de Spaanse tongval, die met Maria's kwaadheid toenam. Maria keek Zwaantje kritisch aan.
5