12
De wekelijkse schaatslessen waren uitgegroeid tot halve familiebijeenkomsten. Flip, de broer van Zwaantje, en zijn vriendin waren ermee begonnen. Zwaantje en de kinderen van Joost hadden zich bij hen aangesloten. Soms kwamen Carry en haar dochter Lien, die alle twee moeiteloos voorbij de beginners gleden. Alleen Joost waagde zich niet nabij de ijsbaan.
Na de eerste les had Zwaantje, op aandringen van de schaatsleraar, de stoel aan de kant laten staan. Zij had het inmiddels zo ver gebracht dat zij op rechte enkels een hele ronde kon rijden. Als ze langs het krabbelbaantje Wam, waar de jeugdclub oefende, zwaaide ze de kinderen bemoedigend toe. Michiel en Anneke deden wanhopig hun best op de ijzers te blijven staan. Zwaantje wist nog precies hoe ellendig moeilijk die eerste keren waren. Carry had haar vroeger willen leren schaatsen. Vol moed was zij met haar zus mee naar het park gegaan, waar Carry haar een paar dubbeldekkers onderbond. Het ging geweldig goed tot Carry de dubbele ijzers voor enkele verwisselde. Vanaf dat moment lukte niets meer en moest Zus doorweekt en verkleumd wachten tot Carry genoeg had van de ijspret.
Zwaantje eindigde haar vierhonderd meter botsend tegen Flip, Hij probeerde haar op te vangen, maar zij verloor haar evenwicht en sleurde haar broer bijna mee in een beginnende val. Hun bovenlichamen zwikten als een snel tikkende metronoom heen en weer. In hun kinderjaren hadden zij dit fysieke contact beslist hadden opgevat als een aanleiding om de eigen onoverwinnelijkheid te bewijzen en de ander naar beneden te duwden. Nu lachten zij om hun wankele evenwicht.
Voor de laatste les moest Zwaantje een smoes verzinnen waar-
66