waslijn. Naast de tafel staat een glimmende meisjesfiets. Rood en zilverkleurig. Ze kijkt er lang naar.
Een man met een sigaar en een grijs jasje aan loopt op haar toe. Hij draagt net zo'n felrode stropdas als de vlaggedrager bij de ingang.
‘Uit de DDR', toetert hij. wijzend op de fiets, in haar oor om boven het geluid van de luidsprekers uit te komen. ‘Echt iets voor jou, als je later naar school gaat,'
'Ik zit al op school, maar ik moet lopen. Of achterop.'
'Meedoen?'
Hij kan praten zonder de sigaar uit zijn mond te halen, net als schurken waartegen Gil Favor en Rowdy op de televisie vechten. Deze man is anders. Met hem moet zij zich vertrouwd weten, want haar ouders zouden hem vast aardig vinden.
Zus knikt langzaam.
‘Eén lot voor een duppie’.
Ze geeft haar geld en krijgt twee flinterdunne lootjes.
‘Om kwart over vier is de trekking’ De man buldert of hij met zijn stem een heipaal in de grond moet jensen. Hij wijst op zijn horloge aan wanneer dat zal zijn.
Zus lacht.
'Mam, hoe laat zijn wij het vorig jaar teruggegaan op het Waarheidfestival?’
‘Ach, lieverd. Dat weet ik niet meer. We hebben het nog nooit tot het einde volgehouden. Meestal zijn we zo moe en hebben we zo’n hoofdpijn dat we de slottoespraak missen. Maar gezellig was het wel. ’
‘Zou er dit jaar weer een fiets te winnen zijn?’
‘Dat weet je alleen als je meegaat. Zou jij zo lief willen zijn om de tafel te dekken. Alleen vorken en lepels is genoeg, er is geen vlees vandaag.’
Zus glipte de keuken uit. Ze ging direct naar Judiths kamer. Daar was het stil. Iemand anders moest maar de tafel dekken.
41