17
Zus hield niet van ontruimingen van kraakpanden. Ze hield niet van het nerveuze hondegeblaf, niet van de rellenpolitie en niet van de leren jacks. In verband met haar werk moest zij er toch op gezette tijden aandacht aan besteden. Journalisten werden geacht een opzichtige perskaart te dragen wanneer zij geen klappen wilden oplopen tijdens vechtpartijen die zij beroepshalve gadesloegen. Die perskaart moest zij nu op het hoofdbureau van politie gaan ophalen. Dat was een aangenaam lelijk gebouw.
De politieman vroeg Zus een ogenblik te wachten. Hij ging de rellenkaart in orde maken. Zus had geen gebruik gemaakt van de paternosterlift uit vrees dat zij zich niet snel genoeg zou kunnen oriënteren om er tijdig uit te springen. Dan zou zij worden meegevoerd naar de zolder, waar de kabinetjes kantelen, duikelen en weer naar beneden zakken. De brede wenteltrap kwam uit op een lange gang die door een dubbele rij tl-buizen werd verlicht. Aan weerszijden bevonden zich de afgeschermde kantoorhokken, zoals bij veel oude overheids-burelen het geval is. De balie waartegen Zus leunde, was betimmerd met donkerbruine latjes. Ze hoerde hoe een agent papier in de wagen van zijn schrijfmachine rolde en in cadans begon te tikken. Uit de dofheid waarmee de mechanische armen de letters op het papier sloegen, maakte ze op dat die door minstens twee carbonvelletjes heen moesten om de onderste laag te bereiken.
Het kantoorgestommel maakte haar soezerig.
Toen kwam de agent terug. Met een klap legde hij de hard geplastificeerde rellenkaart in het midden van het gemarmerde schrijfblad op de balie, waarop Zus met haar elleboog steunde.
99