artikkel met stiptelijk en woordelijke nakoming van het een en ander mij eene laatste blijk van eer en achting betoonen.
Eindelijk te benoemen en aan te stellen, tot uitvoerders mijner uiterste wil en begeertens, begrafenisverzorging beredders mijner nalatenschap (vermits alle het gratieus wille en moete waameme anderzints door de aanblijvende andre en de weigerende in hunne plaats te benoemen)
lo. mijn oudste zoon Izak Jochem Spits
2o. mijn behuwdbroeder Aron Abraham Spits of bij absentie zijn zoon Simon Abraham Prins.
3o. de Heer Salomon Matthijs Souget.
4o. de Heer Marcus Salomon Rubens of bij absentie of weigering de Heer Barend Salomon Rubens.
5o. de Heer Philip Abraham Wagenaar
en tot taxateur de Heer Izak Abm. van Minden, Makelaar, allen wonende alhier onderverleening van alle nodige en vereichte magt in het bijzonder van inbezitneming mijner nalatenschap overeenkomstig mijn verlangen (en volgens het verlangen der wet, indien het noodig is).
Geschreve door mij ondergeteekende eigenhandig met mijn volle zintuigen en krachten.
Actum Amsterdam den zesden Mei 1800 vijf en zestig.
(Geteekend) J. I. Spits.
Grootvader stierf in 1867, twee jaar voor mijn geboorte. Met zijn testament hebben we nog al het een en ander uitgestaan.
De zaak van mijn vader floreerde intussen niet. Bovendien werd mijn moeder ernstig ziek en dat gaf vader veel verdriet. Een gevolg hiervan was, dat hij zich nog meer in het Jodendom verdiepte en dat kwam de firma niet ten goede. Op het midden van de dag werd „minche” geoord en dan werd het kantoor gesloten en geen klant toegelaten.
Zodoende ging de financiële situatie met de dag achteruit. Het familiebezit werd gedurig aangesproken en tenslotte werd op het Rembrandtshuis verkocht — voor mijn vader een grote slag. Koper werd de gemeente Amsterdam, die het wederom overdroeg aan de Rembrandt-vereniging.
Op den zeven en twintigsten November negentien honderd vijf zijn voor mij Charles Miseroy, Notaris te Amsterdam, verschenen:
20