De sloopers breken
De Joodse anecdote, de Jodenhoek, het Jodentaaltje, dit alles - mits sappig opgediend - vormt graag gelezen leesstof. Kennis van zaken wordt in de regel niet vereist. Sentimentele sfeertekening introduceert in de harten der lezers maar al te gemakkelijk een beeld van „Joods” leven, dat - en hier raken we een essentie - in feite niets te maken heeft met Joodse cultuurhistorie.
Tussen beide vuren bevindt zich de schrijver van het vroegere Joodse leven te Amsterdam. Aan de ene kant verheft zich een Joodse toekomst, die definitief schijnt te hebben af gerekend, ook met het locale verleden van het Amsterdamse Jodendom. Aan de andere kant ontstaat onder invloed van de onevenredig grote belangstelling van niet-Joodse zijde voor de Jood als zodanig, een steeds meer vervlakt beeld van het eenmaal zo bruisende Joodse centrum in Mokum Alf.1)
Op welke wijze is, gezien tegen de achtergrond van de geschetste problematiek, ons standpunt thans gerechtvaardigd?
Het lijkt ons niet slechts voldoende de legitimiteit van Ghetto-geschie-denis te verdedigen op grond van de ontoereikendheid der talloze pseudo-histories. Ook tegenover der Verneinung van het galoeth, die in het wezen van Israël verankerd ligt, kan een Joods historicus, die het Jonas Daniël Meijerplein beschrijft, zich handhaven. Tegenover de opvatting dat in Israël het galoeth2) (als fase in de historie der Joden) heeft opgehouden, sta onze mening, dat in de gola (geografische verbreiding van het wereldj odendom) nu nog het galoeth (ballingschaps-bewustzijn) de historische kenbron bij uitnemendheid vormt. Een factor in de tijd, een factor mede in de Joodse eeuwigheid.
Na anderhalve eeuw emancipatiestrijd heeft het Zionisme zijn doel volbracht, door de stichting van de Joodse Staat. Willen wij, diaspora-Joden, ons naast en ten behoeve van Israël handhaven, dan moeten wij ons de vraag durven voorleggen: hoe kan een Jood, die niet naar Israël gaat, respectievelijk is gegaan, zich handhaven als zoon van zijn volk.
19
1
x) Mokum/Makom = plaats; Alf = eerste letter van het Hebreeuwse alfabet en als getal: één.
Dus: „Plaats no. 1”; gaarne gebruikte benaming voor Amsterdam.
2
) Galoeth = diaspora.