vaak een zware last, dat ik zoo weinig voor myne kinderen kan zyn; ik kan er niet een op den schoot hebben, de hoest belet my hun te vertellen, hunne levendigheid hindert my maar al te vaak. Maar hunne moeder zorgt van half zeven ’5 morgens als zy opstaan, tot dat zy ze naar bed brengt voor alles, leert hun bybelsche geschiedenis, helpt de jongens aan hun schoolwerk leest hun Robinson of wat anders voor — kortom wat ze worden, zullen zy danken aan haar. Onze kinderen zyn allerliefst, Douwe vooral heeft zulk een zacht, goedig onschuldig karakter, dat by de uitingen er van ons soms de tranen in de oogen komen. Kunt ge u begrypen, dat wy onzen God avond aan avond smeeken, dat hij dit kleine huis, dat Hij bouwde en waarin hy Zyn Zegen gebood in de gave der liefde, genadiglyk spare? Ach er zyn weer dagen aan dagen geweest, waarin wy alleen konden blyven staan door voor eiken dag in ee?ie manhafte poging des geloofs by Hem kracht te putten ...en dan nog! wy ver-heelen ons het voortdurend bedenkelyke van myn toestand niet. In de laatste jaren is het kringetje van myn levenskracht voortdurend ingekrompen. Loopt het zandglas langzaam leeg? Wy wanhopen niet, maar zyn toch ook niet blind. Ik zie tegen het sterven als zoodanig op. Ik ben nog zoo jong. Ik zou myn huisgezin door kracht en inspanning zoo gaarne verzorgd achterlaten — ik zou, ja wat zou ik niet wenschen. Het vaderhuis schemert — maar wy hebben nog zoo broodnoodig te bidden, dat vóór myn heengaan het licht van den drempel ons helder in yt gelaat strale. —
100