Hoeveel kinderen van ons allen zijn nu nog zo zorgzaam? Dat is één vraag! Maar een andere vraag kan gesteld worden! Was het geval van Johan Rudolf Thorbecke misschien ook niet reeds uitzonderlijk in die goede oude tijd? Lezen wij tussen de regels door niet al het eerste hoofdstuk van een boeiend leven, dat ook later geheel in dienst werd gesteld van anderen? Want ook de komende studentenjaren sluiten organisch aan bij het geïllustreerde, waarvan als essentie in Thorbeckes persoonlijkheid dan al naar voren treedt: Algehele betrouwbaarheid.
J. R. Thorbecke aan zijn ouders.
Amsterdam, 12 juni 1815.
Dierbaarste ouders.
Met de grootste blijdschap heb ik Uwen onschat-baren brief van den 8sten deser ontvangen, te meer daar ik Zaturdag op geen berigt rekende.
Ware hartenaandoening heeft mij bij ’1 lezen van denzelven aangedaan. Meer genoegen dan deze heeft mij zeker nog nooit een brief gemaakt en hem reeds meer dan vier malen doorgelezen hebbende, vang ik hem altijd met nieuwe vreugde weder aan. Waarlijk, lieve Vader, wilt gij mij regt in mijne goede voornemens sterken, dan schrijf mij, verzoek ik U, meer zulke uitmuntende brieven.
Thans bevinde ik mij ook in de noodzakelijkheid, om op Uwe vraag, lieve Ouders, te antwoorden, hoe mij mijn leeraar bevalt, hoewel ik liever nog eenige
65