14 januari 1798 en was toen dus ruim zeven jaar oud) begint de correspondentie tussen de vader (later in de regel: de ouders) en de zoon. Opvallend blijft in alle brieven de gemoedelijke, persoonlijke, onproblematische toon van algemeen menselijke belangstelling in kleinigheden des levens. De kleinigheden, die in ieder gezond leven, in ieder normaal leven de hechte basis kunnen en moeten vormen.
Later zou de staatsman Thorbecke niets ondernemen — ook het belangrijkste niet — zonder van tevoren in doodgewone woorden even het contact te zoeken met zijn vrouw en zijn gezin. Thorbeckes brieven blijven van de vroegste jeugd af door en door gezond, zoals ook zijn heldere taal door en door gezond zal blijven. Gewoon — echt — natuurlijk — zonder frase — zonder retoriek — en door hem zelf zeker niet voor publikatie bestemd ...
Eind 1805 schrijft hij zijn vader:
Mijn lieve Vader.
In het laatste oogenblik, toen mijn lieve vader vertrok, toen heeft mijn hart heel sterk geklopt en veel sterker, dan ik gewoon ben. Mijn lieve Vader, ik ben tog wel begerig om te weten, hoe het met Uw reys is afgeloopen. Wij hadden wel gewenscht, dat er iemand was geweest, die ons had kunnen zeggen, of de wind goed is gewees of niet...
Wij vergeten wel eens, dat wij nog in de tijd van de trekschuiten leven. Een tijd, ook nog zonder telefoon,
60