IV
Het wereldberoemde dagboek van Anne Frank vermeldt (ik citeer de eerste druk, mij door haar vader spoedig na het verschijnen geschonken):
‘In 1941 werd ik, evenals mijn zuster Margot, naar het Joodse Lyceum overgeplaatst, zij in de 4de en ik in de iste klas.’ (pag. $)
En even verder (pag 6/7):
‘Lieve Kitty,
Onze hele iB-klas bibbert; de aanleiding is de in het vooruitzicht gestelde leraarsvergadering. De halve klas is aan het wedden over zittenblijven of overgaan. Miep de Jong en ik lachen ons naar om onze twee achterburen Wim en Jacques, die hun hele vacantie-kapitaal tegen elkaar verwed hebben. ‘Jij gaat over’, ‘Nietes’, ‘Welles’, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, zelfs Mieps smekende blikken om stilte en mijn boze uitvallen kunnen die twee niet tot kalmte brengen.
Volgens mij moest een vierde van de hele klas blijven zitten, zulke uilen zitten er in, maar leraren zijn de nukkigste mensen die er bestaan, misschien zijn ze nu, bij uitzondering, eens nukkig naar de goede kant.
Voor mijn vriendinnen en mijzelf ben ik niet zo bang, we zullen er wel doorheen rollen. Alleen in wiskunde ben ik onzeker. Enfin, afwachten maar. Tot zolang spreken we elkander moed in.
Ik kan het met al mijn leraren en leraressen nogal goed vinden, het zijn er negen in getal, waarvan zeven mannelijke en twee vrouwelijke.’
Tot die 7 mannelijke leraren van iB behoorde ook ik, die - als zovelen - door het oprichten der joodse scholen de kans kreeg als leraar te worden aangesteld. Duidelijk zie ik die eerste klas, in het laatste lokaal rechts van de benedengang, voor me. Anne Frank op de tweede bank in het midden. Haar vriendschap met de dochter der Goslars - mijn leerling uit dezelfde klas - versterkte mijn aandacht voor haar. Samen brachten beide meisjes mij meermalen
178