Tekst RUTH SARPHATI
1.Nu heeft de Hemel zich ontsloten,
Met lentegeur en bloemenpracht,
En spreidt de driekleur nieuwen luister, Waarin d’Oranjezonne lacht.
Nu galmen bronzen klokkenklanken, Gedreven door onzichtb’re hand,
Den naam, die onze harten kluistert, In zoeten, onverbreekb’ren band.
Nu mogen wij U welkom heeten,
Met dankbaar hart en blij gemoed,
En mogen onze stemmen jub’len,
Een „Juliana wees gegroet!”.
Maar boven feest- en klokkenklanken, Bidt elk geluid op blij bevel,
G. spaar Prins Bernhard en Juliana, Voor ons Oranje en Israël.
Oranje en Israël.
2.Nu kan ons woord niet alles zeggen, Maar ied’re klank sluit vreugde in,
En zweven dierbare gedachten Naar onze lieve Koningin.
Dat Zij den troon nog lang mag sieren, Door ons bemind, door G. behoed.
Een Eng’lenkoor zal eens getuigen,
Haar volk was trouw en Zij was goed. En al de liefde van ons leven,
De Vorstenmoeder toegedacht,
Krijgt voor Prins Bernhard en Juliana, Weer nieuwen moed en frissche kracht. Zoo zeker onze stemmen stijgen, Gedragen door den lentewind,
Zoo zeker zal de band versterken,
Die Israël aan Oranje bindt.
Oranje en Israël.