Herinneringen aan een tijdsbeeld
I
Niet altijd zoeken wij verrassende historische trekjes waar wij ze vinden. Wie ook zoekt in een economisch-historische monografie naar fijne nuances in het culturele patroon. Wie denkt bij haute couture of confectie aan joodse problematiek. En toch opent Mevrouw A. Wolff-Gerzon in haar boek over het Nederlandse kledingbedrijf van de laatste honderd jaar (onder de titel ‘Au Bonheides Dames’ in 1949 verschenen) voor ons het perspectief op een der meest interessante facetten van de contemporaine geschiedenis der joden in de lage landen.
‘Na 1933 verspreidde zich aldus over de wereld een stroom van Duitse Joden, of waren het Joodse Duitsers, wie zal het zeggen? Deze mensen, die over het algemeen sterk geassimileerd waren, hadden echt Duitse eigenschappen, vlijt en zin voor orde. Daarnaast bezaten zij fantasie, practische zin en organisatievermogen. In elk onderdeel van de kledingbranche hadden zij vakbekwaamheid, zij beheersten zowel de haute couture, als het confectiebedrijf in massa- en seriefabricage met de modernste bedrijfsmethodes.’
‘In 1933 en '34 kwamen er eigenaars van grote ondernemingen op kledinggebied naar Nederland met het doel hun bedrijven naar hier te verplaatsen. Zij zouden kapitaal en een kleine technische staf meebrengen; in de fabrieken wilden zij de versnelde scholing op werkloze Nederlandse arbeiders in toepassing brengen. Door hun export-relaties zou een deel van de productie reeds aanstonds in Scandinavië en Zuid-Amerika geplaatst zijn. Onderhandelingen dienaangaande, die door deze fabrikanten met steun van zeer bc-
167