bruikmaking van een jodentaaltje, dat in zijn meest gedegenereerde vorm irriterend werkte op de (ook bewuste) joden van zijn generatie. Sachel is een ‘mousjelende’ rot-jood, de rot-jood der eeuwen. Hij kwanselt, gapt en bedriegt. En dan tegenover hem Rafaël, over wie Dr. E. de Jong filosofeert zonder te beseffen, dat anti-joodse uitbeelding van het joodse, principieel vraagt om het (wankel) evenwicht, dat bij Herman Heijermans: het socialistische moet zijn in verbinding wel te verstaan met het niet-joodse meisje, dat -symbolisch - Rosé heet. Zo is het in zijn romans, zo is het bij Heijermans overal.
Dat de ‘revisie’ van het stuk er tenslotte toe moest leiden, dat ook Rafaël er nog bekaaid van af komt, waardoor de zelfmoord van het zwangere christenmeisje min of meer de schuld is van alle joden, vormt bijna een klucht op zichzelf.
VIII
Het stuk baarde opzien en leidde tot schandalen, in binnen- en buitenland. Marie Heijermans-Peers vertelt in haar Met Herman Heijermans in hemel en put het volgende:
‘Na de première van ‘Ghetto’ kreeg hij vele brieven waarin hem door Joden zijn Anti-semitisme verweten werd. Ook waren er brief-schrijvers, die wèl ingenomen waren met het stuk.
Onder ander ontving hij het volgende schrijven:
WelEdele Heer,
Groot was mijn genoegen, dat ik gisteravond onderging, toen ik Uw stuk ‘Ghetto’ mocht bewonderen. Ik kan niet nalaten U mijn innigen dank te betuigen, voor het mooie en ware wat er in Uw stuk gezegd werd. Zeer juist is de teekening Uwer karakters en ik kan mij niet begrijpen, waarom er zoovele van mijn geloofsgenooten
145