HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
zich ontwikkelende studie van het modern Hebreeuws bracht daarin nauwelijks verandering. Het was een geëmancipeerd, koel-Nederlandse groep zionisten, die gestalte bleef geven aan vast omlijnde staatkundige denkbeelden, die zo theoretisch werden doordacht, dat de briljante Nehemia de Lieme tenslotte om intern-politieke gedragslijnen de wereldorganisatie kon verlaten. Wat in feite het merg uitmaakte van het joodse volk en dit dan in groot-nationale zin opgevat - de geestelijke concentratie om de bronnen van het jodendom - dat ontbrak. En men voelde nauwelijks, dat het ontbrak.
Uit de mizrachistische kring kwamen van tijd tot tijd moderne religieuze geschriften naar voren. De dichter S. (Sally) Pinkhof schreef twee brochures die het vraagstuk van het moderne religieuze jodendom raakten. Vooruitzichten en Gereed? heetten beide geschriften, die veel tegenspraak tevoorschijn riepen, ook en vooral van de zijde der mizrachisten, wier rabbijnen toch al hun orthodoxe integriteit moesten handhaven tegenover hun anti-zionistische collega’s, die ver in de meerderheid bleven.
Pinkhof worstelde vooral met de toekomst van het jodendom in het toekomstige joodse land. Hij wilde evolutie van de traditie in dezelfde zin, waarin gematigde reformisten dit beoogden.
‘Feitelijk doe ik niets anders, dan aandacht te vragen voor de ontwikkeling van onzen Godsdienst. Ontwikkeling wordt thans hetzij afgewezen, hetzij genegeerd. Afgewezen van religieuze zijde, waar steeds wordt gezegd, dat onze Godsdienst, ook in zijn practische uitwerking, een voldongen iets is, dus voor geen verdere ontwikkeling vatbaar. Met andere woorden: De Joden, in welken toestand zij zich ook bevinden, moeten maar zien, hoe zij zich verantwoorden tegenover den bestaanden Godsdienst. Dit voert, theoretisch en volgens de ervaring, tot de ontkenning van de broederschap van alle Joden-door-geboorte, en tot de beperking van het Jodendom tot het ritueel-vastgestelde.
Genegeerd wordt de ontwikkeling van nationale zijde, waar men nog heilig gelooft, dat de Jood gelukkig kan worden gemaakt door verbeteringen, die alleen zijn materieel en (nebbisj!) zijn politiek leven raken. Met andere woorden: De Godsdienst mag, als hij zin heeft, verantwoording afleggen aan de politieke en materieele behoeften van het oogenblik, maar van belang is het niet.
76