VERBODEN ZIONISME
hij ze mij liet lezen als specimina van joodse bestrijdingsmethoden uit deze onze eeuw.
‘Het Tsionisme laat het onwaardige gaarne aan de anti-Tsionisten over Zóó zoudt gij, mijn vriend! Rabbijn eener aanzienlijke gemeente gesproken hebben, in bedroevend generaliseeren vergetende, dat tegenover U staan schier ontelbaren van de meest achtenswaardige, vrome, kundige, aangebeden groten, wier gemoed in heilige aandoening tranen weent om het doodelijk gevaar, dat onze dierbaarste geloofsidealen bedreigt! Zoo zoudt gij in vervoering hebben uitgeroepen, niet denkende aan Uwe vrienden, aan Uwe meesters, wie bitterlijk te grieven toch wel Uwe bedoeling niet kan geweest zijn!’, aldus Wagenaar tot zijn oud-leerling De Vries.
Verboden zionisme dus - en zo bleef het min of meer. Zeker, na wereldoorlog I veranderde het aspect en nam ook het aantal nationaal-joodse geestelijken toe. Maar het ware onjuist om achteraf niet te constateren, dat het gehele apparaat van het Nederlands-Israëlietisch Kerkgenootschap, zijn voornaamste Opperrabbijnen en het gehele doodgebloede Seminarium doordrenkt waren en bleven van afkeer jegens het zionisme, dat een gevaar werd geacht voor de joodse groep als zodanig binnen het Nederlandse volk en bovendien voor het orthodoxe karakter van de zogeheten joodse godsdienst. Dit laatste ondanks de talloze polemieken met de mizrachisten, die binnen de zionistische wereldorganisatie het nationale jodendom integraal (dus mét de religie) trachtten te verwezenlijken.
Zo formuleerde de Agoedas Jisroeil, het wereldverbond der orthodoxe anti-zionisten het standpunt ook der Nederlands-joodse geestelijken:
‘Agoedas Jisroëil kan de Zionistische bewering, dat de physieke bestaansmogelijkheid van het Joodsche volk gewaarborgd is door de stichting van een publiekrechterlijk gewaarborgd tehuis in Palestina, dat in dit tehuis de millioenen of zelfs maar honderdduizenden Joodsche vervolgden een veilige schuilplaats voor elke bedreiging en elk levensgevaar kunnen vinden, niet als bewijsbaar en dus juist, zelfs niet als waarschijnlijk beschouwen. De motieven liggen voor de hand en zijn door de gebeurtenissen van den jongeren tijd ook den minder ver-
61