VERBODEN ZIONISME
Maar de zionisten gingen anno 1933 en zelfs anno 1940 nog niet zo gauw naar Palestina. Waarom niet? Een vraag die ons brengt naar het probleem hoe het eigenlijk stond met de nationaal-joodse beweging in Nederland in de jaren voor de oorlog.
Het was een magere organisatie gebleven, die Nederlandse Zionistenbond (N.Z.B.), die in 1899 aarzelend was opgericht en zich al spoedig diende te verdedigen tegen een stormloop van joodse vijanden, die uit alle hoeken en gaten van het getto tevoorschijn kropen. Vijanden van diverse pluimage, afkomstig uit het burgerlijke, liberale kamp maar ook uit het socialistische. Felle marxisten als Joppe Loopuit hadden al vroeg de staf gebroken over de zogeheten fin de siècle-denkbeelden van mannen als Herzl en Nordau.
De gevaarlijkste vijanden van het zionisme dienen echter gezocht te worden daar, waar niemand maar wel allerminst de oorspronkelijke zionisten ze zullen hebben verwacht. Namelijk - in de kern der joodse orthodoxie.
Deze vertegenwoordigde met haar organisatorische nasleep nog een niet onbelangrijk, luidruchtig deel van het Nederlandse jodendom, dat men maatschappelijk tot de burgerklasse kon rekenen. In het Neder-lands-politieke vlak veelal aanhangers der diverse liberale beginselen, vertoonden zij joods ‘kerkelijke’ kenmerken, die niet zelden geconfron-meerd bleken naar Nederlands-christelijke verhoudingen. Een soort joodse calvinisten van geheel aparte allure. Van nationaal-joodse bindingen was bij hen allang geen sprake meer. Zij voelden zuiver Nederlands en ontbeerden tot in de kern van hun jodendomspraktijk (die toch alleen maar nationaal kan worden begrepen en aangevoeld) ieder nationaal besef.
59