PARADE DER PARNASSIJNS
hoegenaamd niets van den invloed van het godsdienstonderwijs overgehouden hebben. Welk nut nu, deze pijnlijke vraag dringt zich op, leveren al de inspanningen op, die der gemeente zoowel, wat de finan-ciëele zijde betreft, als die der school?
Het is waar, ook voorheen in den ouden goeden tijd was het geen buitengewoon zeldzaam verschijnsel, dat kinderen, die in hun jeugd een innige, degelijke godsdienstige opvoeding genoten hadden, later den godsdienst hunner vaderen den rug toegekeerd, de overlevering hunner ouders vaarwel gezegd hebben. - Maar deze afwijking werd toen alleen aangetroffen bij hen, die in den loop der jaren eene aanzienlijke positie in de maatschappij verkregen hadden. Het waren in den regel personen, die eene geleerde loopbaan gekozen hadden, waarin zij kennis maakten met begrippen en denkbeelden strijdig met die van het jodendom, of zij die door geluk of ondernemingsgeest zich rijkdommen verworven hadden en daardoor met kringen in aanraking gekomen waren, waarin de stipte inachtneming van onze Godsdienstwetten en voorschriften hun moeilijk viel. Tegenwoordig echter breekt men met het godsdienstige verleden zonder eenige dringende oorzaak, onderdrukt men de godsdienstige herinnering uit het ouderlijk huis en de school ook onder behoeftige omstandigheden, ziet men in weerwil van groote onwetendheid met roekeloosheid neder op de lessen en vermaningen, die men op de school ontvangen heeft.’
Hier is - zo dienen wij ons wel te realiseren - de Opperrabbijn aan het woord! Dat iemand het jodendom kon verlaten omdat hij een hoge positie in de maatschappij kon bereiken, dan wel uit intellectuele overwegingen voorzover het geleerden betreft, dat kan Dr. Dünner hem vergeven. Maar stel U voor: tegenwoordig permitteren socialistische proletariërs zich hetzelfde.
Ziehier de ideologische achtergrond van een joodse groep, die in 1940 al een eeuw op weg was naar een geestelijke liquidatie, die slechts de instituten in stand had gehouden. Mét hun archeologische namen. Een soort onderontwikkelde kolonie, met ambtenaren in stoffige kantoorjassen en kale kaartsystemen, die bij voorkeur in actie kwamen als er aan de ‘Thesaurie’ moest worden betaald. Als bijvoorbeeld kinderen van niet ingeschrevenen ‘choepa’ [joods-kerkelijk huwelijk] wilden hebben en de gemeente exorbitante, financiële eisen stelde, die soms
41