HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
kenis als Talmudist te schetsen. Bijna 60 jaar na zijn dood wacht de Meester overigens nog steeds op een biografie, die door geen van zijn leerlingen (ook door L. Wagenaar niet) ooit zelfs maar is overwogen. Éen probleem apart, dat laatste, dat nadere bestudering evenzeer zou verlangen en dat nauw samenhangt met de legende van een man, die van zichzelf al een legende maakte en die misschien beter maar legende moet blijven.
Dünner als reorganisator van de rabbijnenschool vormt echter een reëel chapiter, dat in dit boek moge zijn toegespitst op de eisen, die hij aan zijn leerlingen stelde. Het kwam simpel geformuleerd hierop neer, dat een joods geestelijke niet alleen kennis moest verwerven op joods-‘ theologisch’ gebied, doch daarnaast (om zich te kunnen handhaven in en tegenover de maatschappij) academisch moest zijn gevormd. Waaronder dan door de in Duitsland gevormde rector vooral werd verstaan klassiek-filologisch, naar oude snit. Zoals de meester zelve. ‘Herr Doktors mit a brilletje uf’, hoonde de uit de oude school stammende, in mystiek verankerde, Friese Raw Dusnus, die in de nieuwe rector een nieuwlichter wenste te zien.
Maar omdat in het Nederland van Cobet een doctoraat in de klassieken toch wel wat veel eiste en een degelijke rabbijnse studie evenmin een sinecure was, daalde Dünner in het ‘profane’ terstond af tot de minimale eis van een candidaatsexamen in de klassieken (later gemoduleerd tot een keuze tussen het candidaats klassieken, het candi-daats Semitische letteren en een doctoraal geschiedenis met als hoofdvak oude geschiedenis). Geen ‘Herr Doktors’ dus, maar toch mensen die hun weetje wisten en die daar straks in woord en geschrift het jodendom vooral naar buiten konden verdedigen. Zoals L. Wagenaar en Tobias Tal ook deden in hun thans vergeten polemieken met Professor Oort, die zelfs Multatuli niet onberoerd lieten.
Dat zulke apologetische polemieken lijnrecht moesten voortkomen uit joodse minderwaardigheidscomplexen, dat - breder gezien - Dünners synthetische rabbijnen (50% talmudist - 50% academicus) typische vertegenwoordigers moesten worden van een jodendom, dat op twee stoelen wilde zitten, is Dünner (die eigenlijk nooit iets van de Nederlandse mentaliteit heeft aangevoeld) nimmer duidelijk geworden.
Dat eerste decennium na 1862 (eigenlijk tot 1874) had nog wel iets
27