HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
‘Het is natuurlijk een ironie der geschiedenis, maar bewijst tevens de alles overheersende beteekenis van het antisemietisme in de nationaal-sodalistische wereldbeschouwing, dat de Duitschers, alleen om de Joden afdoende te kunnen afstooten, zich zelf het geheel denkbeeldige Arische ras moesten aanmeten en hun toevlucht moesten nemen tot de fictie eener homogene afstammingsgemeenschap, die de Joden in zeer hooge mate wel vormen, de Duitschers echter absoluut niet. Alle lyriek over de hooge waarde van raszuiverheid beteekent eigenlijk een onbedoelde lof voor de joden en een even onbedoelde blaam voor de Duitschers zelf. De afkeuring der rasvermenging is een rechtstreeksche imitatie van hetgeen in de Joodsche wet steeds een strikt verbod is geweest. Het is teekenend voor de verpletterende overmacht van massale smaad, dat niet alleen niemand op deze eigenlijk niet onamusante consequenties de aandacht vestigt, maar dat zij niet eens worden opgemerkt.’
Zo durfde en durft een Opperrabbijn het nóg niet, maar zo was en is het wel!
In 1916 - tijdens de eerste wereldoorlog, die een opleving ook van het joods nationalisme ten gevolge had - brak de Nederlandse Zionisten Bond met ieder lid, dat een gemengd huwelijk had gesloten. De meest ver gaande motie kwam van Victor E. van Vriesland en luidde:
‘De Jaarlijksche Algemeene Vergadering, enz. overwegende, dat iemand uit een gemengd huwelijk geboren geen lid van de Nederlandsche Zionisten Bond kan zijn, draagt het Bondsbestuur op de Algem. Verg. telkenmale de(n) Zionist(e) ter royement voor te dragen, die een gemengd huwelijk aangaat, en dus op deze grond in strijd met de Zionistische beginselen te handelen geacht kan worden.’
Het is duidelijk, dat vooral dit gemengde huwelijk de gemeenschap der joden aantastte. Besnijdenis (miela), huwelijk (choepa) en het begraven worden in een keiwer owes (eigenlijk: graf der vaderen) behoorden tot de symbolen, die zich het langst handhaafden. Dat in 1919 de ‘Arbeidersvereeniging voor lijkverbranding’ door vijf joodse diamantbewerkers kon worden opgericht, scheen een teken aan de wand. Maar het was toch vooral het huwelijk met iemand van het andere ‘ras’, dat de gemeenschap aan de basis bedreigde.
Een opmerkelijk facet in dit probleem is, dat bij Joodse vrouwen
16