HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
door de joden honend circus-Menko genoemd. De meesten zijn nu verwoest of hebben een andere bestemming gekregen. Zoals de sjoel van Assen, die (als zovele) na de bevrijding dienst doet als gereformeerde kerk.
Hoe betrekkelijk kort is het geleden, dat de laatste werd ingewijd met plechtige feesten en feestliederen, die ons nog even terug brengen naar de jolige sfeer van een provinciaal jodendom, dat in 1900 al was doodgebloed. Een echte plattelandskermis met als feestredenaar Opperrabbijn A. van Loen, en een groot Café-Concert, met medewerking van het stafmuziekcorps van het eerste Regiment Infanterie. En met -voor tenor op muziek gezet door Richard Hol - Ons Vaderland.
Waar eens de Zeemeeuw vloog, in d’eenzaamheid verloren,
De roerdomp uit den poel zijn somb’ren toon deed hooren,
De zee haar golvend schuim deed bruischen op het zand Of smoorde in ’t wieg’lend riet, is thans ons Vaderland, bis.
O! grond! door noeste vlijt ontwoekerd aan de golven,
Door onze vad’ren eens uit poel en slijk gedolven,
Schonk God elk volk een’ grond, U schiep ons eigen hand;
Gij zijt ons eigendom geheiligd Vaderland, bis.
O! grond! die eens mijn wiegje hebt gedragen,
Mijn graf zij ook gedolven aan Uw strand,
Want tot mijn laatste levenszon zal dagen
Heb ik U lief, heb ik U lief, gij zijt mijn Vaderland, bis.
Sjoel en sjoelfeesten behoorden bij elkander als Batavieren en boterkoek. Zeker in de mediene (de provincie). Dan kwamen er mensen uit alle hoeken en gaten en werden er - dat vooral - banden aangeknoopt voor het leven. Maar op sjabbat en werkdagen was het stil in en om de synagoge. Ook voor de grote centra gold dat in steeds benauwender mate.
De Grote Sjoel in Amsterdam was afgestampt vol als er proefdiensten werden gehouden voor de verkiezing van een grote gazzen. De laatste serie van formaat heb ik in de allerlaatste fase nog even meegemaakt. Ik doel op de komst van obercantor I. E. Maroko begin 1926. Er was
128