WAAR VERGAAN DE LATE RESTEN
paar huizen verder aan dezelfde kant de plaats van de beroemde Esno-ga uit 1639, waar Uriël da Costa en later Spinoza in de ban werden gedaan. Zij was vóór 1940 al verdwenen èn vergeten. Omstreeks het eind van de vorige eeuw was in de resten van dit gebouw het ‘Joodsche Bruiloftshuis’ gevestigd. In de jaren tachtig van de vorige eeuw begon echter ook de glorie daarvan te tanen. De Joodse bourgeois zag uit naar betere lokaliteiten, waarvan eveneens zelfs de naam bijna verloren is gegaan. Men ging bruiloft vieren in de ‘Koningskroon’, in ‘Plancius’ en ‘Casino'. Boven in de kroonlijst stond nog altijd de naam waaronder onze grootvaders de eerste officiële Amsterdamse Synagoge hebben gekend: ‘De Herschepping’. Op de ruiten van de lagere verdiepingen vond men de naam ‘Amicitia’ en nog later ‘Waterloo’. In de zaaltjes werd omstreeks 1900 hevig gedebatteerd in de dagen, dat Burgerplicht en Radicalen elkaar de hegemonie van District 4 bestreden. De schim van de gehande lenzenslijper zal hebben geglimlacht!
Naar de hoek van de Zwanenburgwal toe stond tot 1928 op nr. 13 een huis met een Hebreeuwse gevelsteen: ‘Ik stel mij God steeds voor o-gen’, daaronder het jaartal 542: (i66r). De tekst markeert de religieuze geaardheid van zijn zeventiende-eeuwse bewoners, Abraham en Isaac Pereira, die beide percelen (11 en 13) in 1656 lieten bouwen. Perceel 11 om als suikerraffinaderij te dienen, 13 voor woonhuis. De herinnering aan hen verplaatst ons niet alleen naar Sefardische contacten met Zuid-Amerika, doch ook naar het Joods-geestelijke leven van de kring rondom Menasseh ben Israël. En mét hem begeven wij ons langs het stukje Zwanenburgwal naar de Jodenbreestraat van meester Rem-brandt. Wij zijn weer genaderd tot het beginpunt van onze beschouwingen. Zelfs als de gehele Jodenhoek gesaneerd zal zijn, blijft dit huis daar staan, als symbool van een boven de legendesfeer uitrijzend contact van de schilder, ook met de Joodse eeuwigheid.
Wij naderen de grens van de Jodenhoek, de Zuidertoren, die in zovele boeken van en over Joden voorkomt. Vandaar uit kunnen wij nog eenmaal uitzien over de stad, waar Joden eens vredig leefden en vlijtig werkten temidden van een volk, waarmee zij innig verwant bleken. Vóórdat het Joodse lot ook in de Nederlandse verhoudingen beslissend ingreep en van het ‘galoet de luxe’ een ‘goles s’tam’ maakte. In deze buurt, aan de voet van de toren bij de Onkelboerensteeg zwijgen voor altijd Joodse stemmen. En zelfs hij, die zijn oor scherp te luisteren legt, zal weinig meer vernemen van het bruisende leven, dat eeuwenlang de straten, de sloppen en de huizen vulde van die onvergetelijke, Amsterdamse Jodenhoek.
247