ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
tieve, terwijl ‘oordeel’ de uitspraak van het (zich zelf ) onderscheidende subjectieve behoort te zijn. Hier is derhalve geen verschil van ‘subjectief’ en ‘objectief’, maar van niet en wel onderscheidend subjectief. Schiller inspireerde zich op rotte appelen, Verlaine op draaiorgels tot superieure verzen, maar het zal den een niet ingevallen zijn, een rotte appel als appel superieur, noch den ander, een draaiorgeldeun als muziek superieur te noemen. En het zou de moeite waard zijn, eens na te gaan, welke bizarre associaties zich dagelijks voltrekken, in de bioscoop, tusschen het aanschouwde drama of natuurtafereel en de begeleidende muziek. Ook deze dingen kunnen hun eigen bijzondere waarde hebben, doch alweer: niet voor het oordeel. Ze zijn niet waardeloos, maar ze zijn wel redeloos.
Wat boeit in dit citaat het meest, haar herinneringen aan het ‘chaz-zones’ van haar jeugd ofwel de poging tot relativeren hiervan? Carry van Bruggen, Heleen, Evafow haar jeugd niet kwijtraken. Zij ‘haalde het verleden naar zich toe door veelvuldige herinnering en snoerde het aan het heden met gelijksoortige ervaring—zoodat de band tusschen het voorbije en het huidige nimmer verbroken werd en alles dat vervlogen leek, telkenmale in verwisselde gedaanten herleefde en opnieuw verscheen.’
Zelden heeft het oeuvre van een auteur zich zo identiek gemaakt met een persoonlijk leven van vlees en bloed. Alles, wat zij schiep, bleek achteraf slechts omlijsting van een nimmer aflatende worsteling om Joods behoud. Te duidelijker, wanneer het zoals in Prometheus de facto niet om Joden gaat. Te smartelijker in de gespleten denkbeelden van Eva, de symbolische Joodse ‘Moeder van al het levende’, waarvan de Bijbel zegt: ‘Ik zal zeer vermenigvuldigen uwe smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uwen man zal uwe begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben.’
Haar vlucht in de sterren betekende uiteindelijk ook wijsgerig niets anders dan een normatief los-geslagen zijn van doodgewone Joodse, menselijke verhoudingen. Haar bleef als einddoel van alle redelijke wijsheid niets anders over dan het ‘tegemoetzien van den dood’. In het steeds sterker bewust worden hiervan is haar persoonlijke tragiek nimmer schuil gegaan, wel het allerminst voor haar zelf. Carry bleef in diepste wezen alleen, afgezonderd, Jodin. En dat in het bittere protest tegen dit naakte alleen-zijn in principe de symptomen moesten liggen van haar geestelijke ondergang, is duidelijk voor iedereen, die de geschiedenis der Joden in West-Europa nauwkeurig observeert. Ca-rolina Lea de Haan is het prototype van de ontwortelde Joodse mens in West-Europa.
Carry van Bruggen en Jacob Israël de Haan hadden voor de generatie van schrijver dezes reeds een onwerkelijke klank. Van hen, die ten
238