Hebben Joden de zee liefgehad en dan speciaal de Noordzee, die de Nederlandse kusten bespoelt; Wij zouden er na het ghetto-proza van Querido, Heijermans en anderen niet meer in durven geloven. Maar op het spoor van deze deductie zouden wij historisch zeker een vergissing maken. Wij wisten trouwens als beter. Zouden van Issachar niet de Friezen afstammen en van Zebulon de Bataven, zodat naar deze apocriefe legende de Nederlandse liefde voor de zee zelfs een erfstuk zou zijn van de Joodse? Naar Vader Jacobs zegen aan Zebulon, die zou wonen aan de zeeën ‘en hij zal aan de haven der schepen wezen ; en zijne zijde zal zijn naar Sidon...’ (Genesis 50:13).
Bovendien—ook de zee kwam in onze verhalen voor. En met recht. Wij hebben wereld-ontdekkende Marranen ontmoet, Joodse Piet Heins, Sefardische pioniers van Pomeroon. Tot ver in de achttiende eeuw waren Portugese Joden als zeevaarders werkzaam. Tijdens de grote novemberstormen van 1775 verging de Charnüng Sally, een Joods schip, dat van Malaga onderweg was met bestemming Amsterdam, doch dat op de Zeeuwse kust schipbreuk leed. De kapitein, Aaron Buzaglo en de gehele bemanning kwamen om tijdens een noodweer, dat de golven dreef tot voorbij de kerk van Scheveningen.
Aaron Buzaglo was geen uitzondering. Nog in 1776 denkt de latere godsdienstonderwijzer Mozes Cohen Belinfante aan een zeevaartkundige loopbaan. Dat was bij de Portugezen heel gewoon gebleven. De Hebreeuwse dichter David Franco Mendes vervaardigde een woordenboek voor de zeevaart, waarvan het manuscript bewaard is gebleven, mèt de technische tekeningen, die men niet zou verwachten temidden van de geestelijke nalatenschap van een dichter, die voorkomt in alle handboeken der Hebreeuwse letterkunde. Het Amster-
211