eisen een nationalisme, dat blijvend durft poneren: „en wie is als Uw volk Israël, enig op aarde.”
Nooit was de kans op een vervlakking van het Jodendom zó groot als in onze generatie. Wij hebben — zeker in dit geteisterde diasporacentrum — behoefte aan een gefundeerde levensbeschouwing, die onze kern beschermt en ons terugbrengt binnen de vier muren van de traditie.
Nodig is voor onze generatie, dat wij ons oriënteren op de oude status van geslachten, die zich eeuwenlang groepeerden rondom de kehilloth, die op deze traditie waren gebaseerd en haar steeds weer opnieuw levend gestalte konden geven. Op deze wijze zullen wij de krachten leren kennen en liefhebben, die ons volk gedurende de diaspora staande hielden en die in eerste en laatste instantie tot het ontstaan van onze staat hebben geleid. Diep-religieuze krachten van een geheel aparte en hogere orde, waaraan ook komende geslachten zich opnieuw zullen kunnen optrekken.
Het Jodendom is geen levensbeschouwing die pasklaar gemaakt kan worden voor bepaalde generaties. Het is een eeuwigheidsverschijnsel, dat ieder geslacht opnieuw de inspiratie moet kunnen geven tot het benaderen van een kern, die onveranderd is en blijft en niet om niets de eeuwen heeft getrotseerd. De onaflaatbare aandacht hiervoor opent ook voor ons een synthese van het oude Jodendom en een nieuw Israël, die rechtstreeks wordt gevoed uit de bronnen der Joodse geschiedenis.
Tot begrip hiervoor wil dit boek dienen. Het wil betogen, dat in de verdediging van ons eigen Joodse erf, de kehilla, een innerlijke spanning kan liggen, die het Jood-zijn in onze generatie tot een levend bezit doet zijn, waard om het door te geven — onveranderd en daardoor onverzwakt — aan het geslacht, dat na ons komt. 1)
8
1
De schrijver verwijst voor een vrij uitvoerige literatuuropgave betreffende de Hoogduitse Gemeente naar zijn monografie Het Jonas Daniël Meijerplein, Amsterdam 1961, die eveneens in opdracht van het Kerkbestuur der N.I.H.S. werd geschreven.