met de onverstoorbaarheid die bij de jubilaris paste.
Tot het Comité waren als altijd de nodige prominenten toegetreden als Frans Mijnssen, Jan Musch, E. d’Oliveira, A. Roland Holst en Jeanne van Schaik-Willing.3
Nog geen twee maanden later kwamen de Duitsers met de bloeden bodemtheorie van Adolf Hitler, die zelf eenmaal tot de ‘Gralsucher’ had behoord. Maar dan in de aberrate sfeer van dichters als Alfred Schuier. Hermann Rauschning vermeldt in zijn Gesprache mit Hitler (1940) hoe deze eenmaal gewaagde van een ‘Brüderschaft der Templeisen um den Gral des reinen Blutes’. Der Führer, door sommigen als ‘der neue Christus, der neue Gralskönig hingestellt’, belichaamde een racistische revolutie in de graalideologie die onze inter-asterale denker niet had kunnen voorzien.
De breuk van 1914, de chaos na 1918, de crisis van 1929, het waren — zo weten wij — ook Rens tekenen aan de wand geweest, maar (we hóren het hem betogen): Nederland was Duitsland niet. Tót die 10e mei, toen Nederland Duitsland werd en niet andersom, zoals hij in Koningschap had voorspeld, naar aanleiding van de in de negentiende eeuw hier levende ‘vrees voor een aaneksaatsi door Duitsland’, ‘het Duitse devies Vom Fels zum Meer!’4
Toen had hij, die ‘in de fin-de-siècle periode tot de erkenning van het bestaan der helderziendheid en der telepati’ was gekomen, gemediteerd over een ‘grote Nederduitse Staat met Amsterdam als Hoofdstad. Mogelijk dat di zelfs het sentrum word van een pan-germaanse federaatsi van dat Neder-Duitsland met Hoog-Duitsland, Duits-Zwitserland en Oostenrijk, Engeland en Scandinavië’.5
Vliegtuigen uit de eeuw van zijn vooruitgang schudden hem wakker in die fatale nacht. Of niet? En bleef voor de dromer, die Dante’s paradijs reëler ondervond dan zijn concrete leven, ook de hel, die hem wachtte, een wazige holte, waarvan hij ooit de ruimte had berekend: 1.841.221.882.325 kubieke mijl.
Die berekening was — met het grootste deel van zijn Dante-aantekeningen — nooit gedrukt. Hij had zich toch al niet voldoende beperkt naar het oordeel van Salverda de Grave. Nu was het te laat. Had Dante in zijn Convivio niet gesteld dat de mens in zijn vijf en dertigste jaar op de helft van zijn leven was? Hij was nu zeventig. Hoeveel had hij nog te goed?
Van Rens’ drie oorlogsjaren weten wij het nodige door bewaard gebleven brieven. Op 1 januari 1941 schrijft hij Marie Witsen:
‘Beste Marie,
Daar ik je niet thuis trof, maar er groote haast is bij dit volgende verzoek, wend ik me daarom hierbij tot je per brief. Door den oorlog
73