en Dante bekend als een der eersten van Europa, en met mijn Theorie der Evolutie breng ik een volslagen omkeer in de taalwetenschap en de litteratuur van alle volken — schrijft hij in een concept. Hij krast het nerveus door. Gelooft hij het niet (meer)? Zal hij dan toch de drukproeven van zijn dagdromen gaan corrigeren?
Hij krast heel vaak en soms zeer heftig door. Welke palimpsest wordt zichtbaar onder al die uit onzekerheid geboren strepen, die door hem heen liepen?
‘Als één man dwaas doet, wordt hij nooit serieus nagebootst...’ ‘Het rare schrikt af zoodra het door één, het onderscheidt, zoodra het door meerderen wordt toegepast’, had hij bij Ritter kunnen lezen. Betekende dat niet, dat hij om de denkbeelden, die hem het heiligst waren, in de hoek was getrapt (Miskotte)?
In de regel werd hij alleen maar ordinair uitgelachen. Het vreselijkste (Ritter stelt het) wat een maniak kan overkomen en wat deze onderscheidt van de martelaar. Want het is veel erger te worden uitgelachen dan te worden verbrand.
J.K. Rensburg, letterkundige. Ook hij moest een naambordje hebben. En in die literair-artistieke sector lag het allemaal nog het gemakkelijkst. Daar had je tot in de hoogste regionen mensen die je gedichten en je persoon en je denkbeelden gek konden vinden en er toch gevoelig voor konden zijn.
Willem Kloos en Lodewijk van Deyssel stelden hun tijdschriften voor hem open, lazen zijn talloze briefkaarten (vooral) en lange, eigengereide epistels2 en beantwoordden ze hoffelijk. Ook al vergat Van Deyssel dan eenmaal iets op de briefkaart te schrijven, behalve het adres!
En Rens, wellevend en collegiaal, laat van zich horen als dat in de persoonlijke sfeer zo te pas komt. Soms lyrisch in Jugendstil, zoals in 1900 bij het huwelijk van Kloos: ‘Poëtischer kan ’t wel niet; een dichter met een dichteres door zes zwanen in den bloemenjonk van het huwelijk gevoerd naar het toekomstland, opdoemend in een blauw waas van geluk.’3
Soms zielig: (5-5-1934) ‘Door omstandigheden van geldelijken aard kon ik hiertoe [bedoeld is Kloos’ 75e verjaardag] niet persoonlijk overkomen. Als hij binnen de kring van zijn joodse vrienden van wal steekt, demonstreert de epistolair onuitputtelijke goede gijn, zoals ter gelegenheid van Herman Heijermans’ 50e verjaardag, gedateerd: ‘Amsterdam Diamantstad 24 Dec. 1914.’
‘Ontvang op Uw vijftigste verjaardag mijn welgemeende geluk-wensch. Indien we ook al als auteurs verschillende wegen gaan en dus naar het woord van Von Moltke (senior) “getrennt marchieren”, in den zwaren strijd, dien ook wij beiden voeren voor de wording van
64