wat meer dan alleen bij kunstquesties op zich zelf beschouwd.’15
Deze vertaling had hem niet de minste beperking bijgebracht. Eerder had zij zijn gemeenschap met een der allergrootsten uit de geschiedenis vertrouwelijker gemaakt. Familiaar, op voet van gelijkheid ging hij om met de genieën der mensheid.
Als hij 9-6-1905 zijn bezoek aan Van Deyssel aankondigt, schrijft hij:
‘Zondag a.s. 11 Juni zal ik het genoegen hebben volgens afspraak U te bezoeken van 12 tot 3 uur. Ik had juist plan U vrij uitvoerig een brief te sturen over een hoogst belangwekkende gebeurtenis op natuurwetenschappelik gebied, di werkelik met wereldschuddende kracht zal ingrijpen op de gehele Maatschappij en daardoor ook onmiddellik op de Literatuur. Het is de verschijning van een niwe Teori, di minstens in genialiteit en grootheid gelijk staat met di van Darwin.’16
Dante, Darwin, Jules Verne, broederlijk naast elkander in de verwarde inleiding tot Sita, een cyclus van inter-asteraal naturalisme. Jules Verne, die hij als profeet erkent van zijn eigen fantastisch levensbeeld. ‘Ik zeg: geniaal, omdat hij niet alleen groot is als auteur door zijn wetenschappelike fantasieën, maar ook omdat hij onsterfe-üke mensen-typen heeft geschapen: Phileas Fogg, Passe-partout, kapitein Nemo, Ben Zouf, Paganel en zooveel anderen. Als voorlopers van die inter-asterale richting noem ik behalve Dante als baanbreker in de XlIIe Eew, in de XVIIe Cyrano de Bergerac met zijn Voyage dans la Lune en zijn Voyage dans le Soleil. Milton in zijn Paradise, die onder den invloed stond van Galilei', in de XVIIIe Voltaire, die al over de bewoners van Sirius fantaseerde, en in de XlXe behalve Verne en Flammarion, Jules Laforgue, Kurt Lasswitz, Wells ,...’17
GRAALZOEKER
Mogen wij in dit stadium van onze terreinverkenning een poging wagen Rensburgs persoonlijkheid en oeuvre te toetsen aan de bredere stroom van de Europese cultuurgeschiedenis aan het begin van onze eeuw.1 Toen ontwikkelingen op het gebied van religie en pseudo-religie uitmondden in een sectarische renaissance van Rozenkruisers, Vrijmetselaars, kortom allerlei stiefkinderen van jodendom en christendom. Occulte wereldvernieuwers wierven voor hun standje op de hoeken der straten. Esoterische geheimleren werden inzet van theologische beschouwingen, die de ‘Urformen’ van het religieuze niet uitsluitend of bij voorkeur zochten in traditionele
50