J.K. Rensburg 1870-1943 - een Joodse graalzoeker

Titel
J.K. Rensburg 1870-1943 - een Joodse graalzoeker

Jaar
1981

Overig
De Engelbewaarder

Pagina's
148



PLAATSBEPALING

Dat zijn honderdste geboortedag (24 maart 1970) onopgemerkt voorbij moest gaan, mag geen verbazing wekken. Een kwart eeuw eerder vermeldde het Herdenkingsnummer van Critisch Bulletin (december 1945) niet eens zijn naam. En zo zijn persoonlijkheid na de Tweede Wereldoorlog ter sprake kwam, was het bijna uitsluitend binnen het kader van de geromantiseerde pseudo-historie van het joodse Amsterdam, waarin hij paradeerde als een bohémien doch tevens als een zot, over wie men zich in de jaren twintig en dertig zo dikwijls vrolijk had gemaakt. ‘Rens’, het Leidsepleintype, dat bij Mokum hoorde als de verdwenen markt uit de dito Jodenhoek. Evenmin als zijn nagedachtenis is zijn levenspad over rozen gegaan.1

En het begon al vroeg. Zijn poëtisch debuut, Japanse Verzen, gaf Carel Scharten een schamper spottend stuk in de pen, dat onder de titel ’N PROFEET (J.K. Rensburg) in De Gids verscheen, en dat aldus inzette:

‘Pan-pan-pan, roert de trom, steekt de trompetten: de heer J.K. Rensburg. De heer J.K. Rensburg, denker en ziener, dichter en hervormer, de heer J.K. Rensburg.

Doch met dien denkenden, zienden, dichtenden en hervormenden heer en denker J.K. Rensburg, die denkt .... samen-denkt alles wat hij óóit gelezen heeft — “en ik heb véél gelezen”, zegt hij ergens — gelezen, bij Wagner en bij Plato, bij Nietzsche en bij Saint-Simon, bij Ibsen en bij Buffon, bij Marx en bij von Humboldt ... — met dien belezen heer J.K. Rensburg, die al die lectuur met een naïveteit en een fantasie zonder grenzen door elkaar hutst tot een toekomst-theorie, waarin Socialisme en Koningschap dóór Graalsage en Jodendom worden geprakt zoo stelliglijk, of de bewerking er een scheikundige ware, — met dien theoretiseerenden heer J.K. Rensburg, wiens onbekookte en on-gare denkbrouwsels voor het pan-menschelijkste verstand onverduwbaar zullen blijven .... - met dezen .... ridiculen heer J.K. Rensburg hebben wij ons hier - goddank! — niet bezig te houden.

Het is voor ons de vraag: de heer J.K. Rensburg, die óók onze letteren wel met wat verzen heeft willen begiftigen, — heeft hij goede verzen gemaakt?’2

En dat is volgens Scharten uiteraard niet het geval. Wat moest Rensburg met zoveel onwelwillendheid aanvangen? Hij wil er tegen in en benadert Lodewijk van Deyssel (3-9-1904), die als redacteur van De XXe eeuw (sedert januari 1902 heet het Tweemaandelijksch Tijdschrift aldus) voor hem wellicht ‘een tiental pagina’s’ kan vrijmaken ‘om dien judas te antwoorden’.3

9

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.