De zoon van een gazzen

Titel
De zoon van een gazzen

Jaar
1967

Pagina's
414



figuur. Terwijl zijn studiegenoten elkander op hun kamers bezochten, was dat met hem niet het geval. Slechts twee klasgenoten bemoeiden zich wat meer met hem: de latere Rotterdamse predikant F.C. Meyster en Ko de Braai, die een tijd met hem samenwoonde te Amsterdam.

Klein van stuk en hyper-nerveus, werd hij veel geplaagd. Zijn studietijd te Haarlem wordt na jaren nog door zijn vroegere medeleerlingen als ‘niet-pleizierig’ gekarakteriseerd. Daarbij kwam dat de verhouding tot zijn leraren uitermate koel was. Zij konden zijn ‘Joodse’ vrijmoedigheid moeilijk verduren. Als treffende anekdote vertelde een zijner leraren, hoe eenmaal een kwekeling aan t.b.c. was gestorven, op het bericht waarvan een van de docenten in de leraarskamer had gereageerd met de woorden: ‘Jammer, dat het Haantje niet is geweest.’

Er is voor deze ontwikkeling wel een verklaring te vinden. Natuurlijk was het gedrag van deze Joodse jongen uitermate vreemd en bovendien stond al het rumoer in geen verhouding tot zijn vrij geringe prestaties. Want Ja-cob de Haan demonstreerde voorlopig nog geen overmaat aan begaafdheid. Zijn rapporten zijn middelmatig. Dat hij voor lichamelijke opvoeding zware onvoldoendes krijgt, verwondert ons niet, maar ook voor de vakken waarin wij hem zo graag hadden zien schitteren, laat hij alle legendarische verhalen in de steek. En hij wilde zo graag nummer één zijn; zelfs al bij het toelatingsexamen. De werkelijkheid bleef daarbij achter.

In de Nederlandse lessen wekte hij weerstanden door de opstellen, die hij onder invloed van de Tachtigers schreef. Ook hij vormde nieuwe woorden en schreef: ‘De regen plekte op het asfalt van de straten.’ Hij incasseerde reprimandes en waande zich voortdurend meer achteruit gezet. Aan het einde van zijn kweekschooltijd werd een grote foto gemaakt van het studiejaar. Het beeld van Jacob de Haan daarop maakt nog indruk door de sfeer van gekwetste verwaandheid.

Er is niemand van zijn collega’s geweest, die de gefrustreerde kweekschooltijd niet in verband heeft gebracht met kanten van het Joodse vraagstuk. En hij zelf? Hij wilde zo graag een kind zijn van de grote wereld en het intieme oud-Hollandse Haarlem. De Fijne Fragmenten, gepubliceerd in De Nieuwe Gids van 1908, geven zijn indrukken weer, opgedaan in het contact met de stadjes en steden waar hij woonde. Zaandam laat hem eigenlijk koud. ‘In die stad heb ik gewoond, precies tot dien tijd, waarop ik volwassen begon te worden, en ik heb daar geene allesbeheerschende vreugden gehad, evenmin als zooveel verdriet. Wanneer ik dus over Zaandam denk, dan is dat herhaaldelijk zonder ontroering, die mij te sterk is.’

48

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.