JODEN IN HET DIALECT
Voorgeschiedenis
Dit Appendix op het Nieuw Groninger Woordenboek heeft een voorgeschiedenis. Toen ik eind februari 1926 Winschoten verliet (om aan het Nederlands Israëlietisch Seminarium te Amsterdam voor rabbi te worden opgeleid) was Ter Laans magnum opus volop in wording. Vaag maakte ik dat mee; van tijd tot tijd kwamen zijn vragenlijsten mij onder ogen in de gemoedelijke provinciale kranten van die dagen, die - vooral door de oorlog -zo vreselijk ver achter me zijn komen te liggen.
Retrospectief beweren dat dit lexicografisch gebeuren mij enige belangstelling inboezemde, zou de waarheid te kort doen. Het dialect was destijds voor mij wat het water nog steeds moet zijn voor de allerlaatste vissen: het natuurlijke element. Waarin ik sprak, waarin wij joden spraken die hier eeuwenlang hadden gewoond en gesappeld.
Met mijn grootmoeder, een geboren Winschootster, kon ik moeilijk in het Nederlands gaan converseren. Dat hadden wij beiden gek gevonden, aals te maal. Als jongens onder elkander bezigden wij tot in de klas op school "onze1' taal. Die wij intussen niet schreven en min of meer toevallig slechts een doodenkele keer lazen.
Van enige betrokkenheid bij een Groningse literatuur (of wat daarvoor doorging) was geen sprake. Inderdaad toeval als je in een blaadje dan wel almanak een tekst tegenkwam van bijvoorbeeld Geert Teis Pzn. wiens Knaolster Frikkelboukie ik eens (het moet omstreeks mijn barmitswe in 1925 zijn geweest) bij een oom in de Pekel in handen kreeg. Mijn eerste "Begegnung" met een letterkundig product in mien voadertoal. Dèn moeke kwamm oet Laiworn. "Vraizn bin ook minsn" spotte pabbe wel eens. Het is maar hoe je wordt opgevoed.
Ik wil in dit kader dus allereerst simpel vaststellen, dat wij joden uit dit gewest in het algemeen het dialect als voertaal bezigden en niet het Nederlands. Ik "spreek" uit ervaring. Dit gold voor alle killes die ik in het Oldambt, Westerwolde en de Veenkoloniën persoonlijk heb gekend.
Het zal voor de andere Ommelanden eender zijn geweest. In "Stad" lag dat anders en gecompliceerder. Maar daarop ga ik nu niet uitvoerig in, "doar-mit goa ik nait Stad in 11 rond".
Op het platteland was het dialect primair. Als handelaren waren jeudn nu eenmaal aangewezen op het directe contact met de autochtone bevolking.
Het hanteren van het dialect als voertaal is intussen iets anders dan het gebruiken daarvan voor letterkundige doeleinden.
Joodse auteurs
De overgang naar dit aspect heeft in eerste instantie te maken met een vorm van assimilatie aan de regionale omgeving. En voorzover we dit achteraf kunnen bezien slaat Groningerland in dit opzicht geen slecht figuur.
Wij moeten bij het opmaken van de "literaire" eindbalans intussen geen "Westerse" maatstaven aanleggen en alles in de juiste, beperkte proporties blijven zien. Maar zelfs dan kan het niet in mijn bedoeling liggen