24
DOAVIED (DOAVED)/TL 169. Beide uitspraken heb ik gehoord. Met de E vooral in joodse kring. Ik voeg hieraan toe, dat gemakkelijk kon volgen: Doavied jeude/Haaiman jeude. Bij de eigennamen stond jeude voorop: jeude Maaier/jeude Cóhen etc. Ik zal in het algemeen alleen die voor- en eigennamen documenteren, die tot speciale opmerkingen aanleiding geven. De thematiek vereist aparte studie.
In ons geval wijs ik op de aangehaalde pagina van Ter Laan, waar Doavied wordt geïnterpreteerd als flink, dik etc. In de joodse folklore geeft niets daartoe aanleiding.
Op te merken valt, dat de figuur van de bijbelse koning in de regel werd genoemd DOAVIED HAMEILEG (Hebr. HAMELEG = de koning). Dit gold ook voor Salomo, SJLOUME HAMEILEG. Een symptoom van het hardnekkig vasthouden aan een in historie verwortelde traditie. Ditzelfde valt te constateren voor aartsvader Abraham, AWROHOM OWIENOE (Hebreeuws in asjkenazische uitspraak = onze vader). Eveneens voor Mozes, MOUSJE RABBEINOE (= onze leraar).
DOEN/Gronings: dronken, in het Jiddisj SJIKKER (Hebr. SJIEKOR). Alcohol
was bij de joden niet "in". Gedroeg iemand zich brooddronken dan kende de volksmond spottende formuleringen:
Dij is sjikker van de kiddesjwien. Bedoeld de vaak uit gewelde rozijnen toebereide "wijn", waarmee arme joden de sjabbat plachten in te wijden. Een andere maal: Dij is sjikker van de hawdolemèlk. Bij de uitgang van de sjabbat mocht i.p.v. wijn ook melk worden gebruikt.
DOMIE/ln de uitdrukking JEUDNDOMIE. Ook JEUDNRABBI. Algemeen gebruikelijk in latere tijd JEUDNMEESTER. In Winschoot sprak men van Meester van Gelder. REBBE was in de twintigste eeuw niet meer in zwang.
DRINT/In de uitdrukking: Bie 'n Drint het de gogme (^wijsheid) 'n ind. In de Veenkoloniën dikwijls gehoord. De sogrem »(kooplui) die de Monn bezochten met hun koopwaar, keken een beetje op de Drentse bevolking neer. Een depreciatie die onverminderd gold t.a.v. hun Drentse mede-joden.
DROOSJES/Hebr. DERASJOT = godsdienstige voordrachten/verklaringen/in de
regel allegorische verklaringen met de latere overgang naar predica-ties. In de landstaal! Het doorzetten daarvan binnen de sjoel vond niet zonder protesten doorgang. Vgl. KOOR. Men was gewend aan "droo-sjes", in het Jiddisj. Vage reminiscenties aan heftige kille-ruzies bewaar ik nog in mondelinge verhalen, vooral van Pekelder ooms. Bekende uitdrukking: Droosjes mit piepkenail. Waarschijnlijk slaat dit op "moderne" preken, die nog werden gelardeerd met gekruide, oud-joodse terminologie. Waarbij het begrip droosjes in de joodse wandeling al op weg was naar volledige devaluatie. Het woord typeerde spoedig ons "kletspraatjes". Andere, nog scherpere benadering:
Droosjes/galoosjes. Dat laatste woord betekent misselijkheid/misselijk. Uit het Hebreeuws.
DRIJ WEEKN/De treurtijd in het joodse jaar, die eindigt met de NEEGN DOAGN, aan het slot waarvan de vastendag over de verwoesting van Jeruzalem. In deze negen dagen mocht geen vlees worden genuttigd.
Men sprak van MELKDOAGN.
DUBBELD/Als voornaam en eigennaam samenvielen. In de Pekel kend ik een dubbelde Levi. In joodse kringen werd de voornaam vaak tot eigennaam.