sa inderdaad voorhanden was. Maar aan de oppervlakte bleek daarvan niet veel.
De geschiedenis van het Amsterdamse Jodendom omstreeks 1900 vertoont ons het beeld van een ernstige crisis, waaruit het zich eigenlijk nimmer heeft kunnen oprichten. Tussen de assimilerende tendensen van het Joodse liberalisme en de negatieve impulsen van het jonge Joodse socialisme werden de grondslagen van de voormalige grote Kehilla (= gemeente) verpulverd. Want het Zionisme, dat achteraf en theoretisch gezien een regeneratie had moeten bewerken, bleef voorlopig machteloos. Slechts een uiterst kleine groep pioniers bleek door de ideeën van Theodor Herzl gegrepen en het heeft zelfs maar weinig gescheeld of de gehele N.Z.B. (Nederlandse Zionisten Bond) zou omstreeks 1904 zijn weggevaagd.
Dat jaar betekende toch reeds een moeilijk keerpunt voor het internationale Zionisme. Theodor Herzl was gestorven; tastbare resultaten van zijn politiek waren er niet. Als wij Die Stimme der Wahrheit (Jahrbuch für wissenschaf tlichen Zionismus) uit het jaar 1905 lezen, dan treft ons een min of meer chaotische sfeer. Men weet niet waar het met de beweging heen moet. Zal men ooit slagen? De persoonlijke invloed van een magische figuur als Herzl zelf was zó groot geweest, dat men zijn heengaan nauwelijks in het reële vlak kon verwerken.
In Nederland begon men omstreeks dat jaar van alle zijden storm te lopen op die dwazen, die van Zion droomden. De vijanden van het Joodse nationalisme waren al eerder begonnen. De felste onder hen dienen gezocht te worden daar, waar noch wij, maar nog minder de oorspronkelijke zionisten ze zullen hebben verwacht. Namelijk in de kern der orthodoxie. Zij bestond nog en vertegenwoordigde nog een niet onbelangrijk deel van het Amsterdamse Jodendom, dat men tot de zogeheten burgerklasse kon rekenen. In het Nederlands-politieke vlak waren zij aanhangers der liberale beginselen; Joods gezien vertonen zij “kerkelijke” kenmerken, die niet zelden geconformeerd schijnen naar Nederlands-Christelijke verhoudingen. Van nationaal-Joodse bindingen was bij hen geen sprake. Integendeel! Zij voelden zuiver Nederlands en ontbeerden tot in het wezen van hun Jodendoms-beleven (dat toch alleen maar nationaal begrepen en aangevoeld kan worden) ieder nationaal besef. Wat eenmaal Isaac da Costa in het Christelijk Nederland van 1823 met zijn Bezwaren tegen den geest der eeuw had bewerkt, nl. onrust, dat deed voor deze Joden onze Theodor Herzl. Het waren nota bene de rabbijnen, wier geestelijke signatuur die der Frankfortse Tren-nungs-orthodoxie was, die leiding gaven aan het verzet tegen Herzls denkbeelden. Zij waren het, die in een officiële verklaring van Nederlandse Opperrabbijnen een religieus veto durfden uitspreken over het Zionisme. Tot
73