schreef aangrijpende verzen, vooral geïnspireerd op de sociale nood van zijn mede-Joden:
“Es roischen in Shop asei wild die Maschinen,
As oftmol vargesz ich in Roisch, dosz ich bin.
Ich wer in dem schrecklichen Tummel varlorn,
Mein Ich wert botel (vernietigd), ich wer a Maschin.
Ich arbet un arbet, un arbet on Cheschbon (zonder ophouden), Es schuft sich un schaft sich, un Schaft sich on Zol.
Far wos? un far wennenP — Ich weisz nit, ich freg nit, —
Wie kumt a Maschin zu denken amolP.. ”
Fel geselt hij de kapitalisten - maar zijn socialistische denkbeelden weerhielden hem niet tevens een krachtig gevoel op te brengen voor het nationale Jodendom.
Van deze synthese was lang niet altijd sprake bij Joodse socialisten (èn anarchisten), die zich als felle bestrijders van het Jodendom ontpopten en anti-religieuze relletjes organiseerden op de Grote Verzoendag. Gisting hier - èn onbeheerste ontlading van te lang bedwongen hartstochten. Niet onbegrijpelijk in die maatschappelijke baaierd van het Getto van New York tegen het eind van de eeuw en daarna.
En hoe stond het elders in de diaspora? In Europa was het nog altijd vooral Duitsland waar het antisemitisme telkens weer de kop opstak. Maar de idee-en van Theodor Herzl vonden er zeer weinig aftrek. Een hopeloze, apologetische strijd tegen de Jodenvijanden mondde uit in “theorieën” over Jodendom, die nationaal gezien tot volstrekte ontbinding moesten leiden.
“Abwehrvereine” - van Joden en niet-Joden — kwamen als paddestoelen uit de Duitse bodem. De “Zentralverein deutscher Staatsbürger jüdischen Glaubens” (1843) werd het bekendst! Wie liet op dit akelige terrein zijn wijsheden niet horen en wie werd tussen Deutschtum und Judentum niet teleurgesteld? De formuleringen van Jakob Wassermann in diens Mein Weg als Deutscher und Jude blijven klassiek:
“Es ist vergeblich, das Volk der Dichter und Denker im Namen seiner Dichter und Denker zu beschwören. Jedes Vorurteil, das man abgetan glaubt, bringt, wie Aas die Würmer, tausend neue zutage.
Es ist vergeblich, die rechte Wange hinzuhalten, wenn die linke geschlagen worden ist. Es macht sie nicht im mindesten bedenklich, es rührt sie nicht, es entwaffnet sie nicht; sie schlagen auch die rechte.
Es ist vergeblich, in das tobsüchtige Geschrei Worte der Vernunft zu werfen. Sie sagen: was, er wagt es aufzumucken? Stopft ihm das Maul.
69