Van Israelieten tot Israeliers

Titel
Van Israelieten tot Israeliers

Jaar
1965

Overig
Anderhalve eeuw Joodse geschiedenis 1815-1965

Pagina's
187



Dohms boek Über die bürgerliche Verbesserung der ]uden in Deutschland, dat, in 1781 versehenen, helemaal de geest van de 18e eeuw ademde en in Joodse kringen terecht bleef gelden als een soort Max Have laar?

Maar tussen de wereld van 1781 en die van 1815 gaapten afgronden. In de dagen van de ontluikende Romantiek, die de meesten zich wel herinneren uit de leerboeken van de middelbare scholen (“Burschenschaften”, “Wart-burgfest” enz.), kwam in vele Duitse steden een antisemitisme naar voren, dat wel zeer concrete herinneringen opriep aan diezelfde Middeleeuwen, die zo spraken tot de verbeelding van de Romantici. Heine formuleerde het aldus:

“Der Judenhasz beginnt erst mit der romantischen Schule, mit der Freude am Mittelalter, Katholizismus, Adel, gesteigert durch die Teutomanen (Rühs).”

In augustus 1819 trokken door vele Duitse steden burgers en studenten, die Joden molesteerden en in Joodse huizen binnendrongen onder de kreet: “Hep-hep, ]ude verreckWat dat Hep-hep betekent is nog steeds niet helemaal duidelijk; sommigen denken aan een abbreviatuur “Hierosolyma est perdita” (= Jeruzalem is verloren).

Nu, dat laatste scheen dan voorlopig ook wel het geval, want in de pogingen van Joodse zijde om zich tegen deze vijandschap (en haar neerslag in de geschriften van die dagen) te weer te stellen, bespeurt men in dit vroeg-negentiende-eeuwse Duitsland weinig positieve elementen. Hoe zou het ook mogelijk zijn geweest? Hadden zij, die hiervoor in aanmerking kwamen, niet allen (of bijna allen) reeds de uiterste individuele consequentie van de Emancipatie getrokken? Ludwig Börnes opstel Für die Juden (1819) verscheen een jaar na zijn doop. En hoe stond het met die andere publicist, Heinrich Heine? Zeker, ook hij was gedoopt, maar toch liggen de verhoudingen in dit geval wezenlijk anders. Werd zijn overgang (1823) — ook in de bewuste sector — reeds terstond door hemzelf aangevoeld als een opportunistische “Joodsprong”, ook zijn diepe verbondenheid met de “Jiddisjkat” plaatst hem boven Börne en al die andere renegaten van zijn generatie. Hij haatte de “sjmad” (= doop). Aan zijn vriend Moser schrijft hij naar aanleiding van de doop van Eduard Gans (14 december 1825):

“Es wäre mir leid, wenn mein eigenes Getauftsein dir in einem günstigem Licht erscheinen könnte. Ich versichere Dir, wenn die Gesetze das Stehlen silberner Löffel erlaubten, so würde ich mich nicht getauft haben.”

Door de namen van Gans en Moser zijn we ongemerkt in contact gekomen met een van de weinige positieve Joodse bewegingen in het West-Europa van omstreeks 1815. In hetzelfde Hep-hep-jaar 1819 kwamen op een herfstavond drie jonge Joden tot de overtuiging dat het in deze moeilijke jaren noodzakelijk was de bestudering van het Jodendom op een niveau

16

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.