leg leidt de Teisterbantse romantiek tot verdieping van Da Costa’s nationaal bewustzijn als Jood en tot een volmaakte o-vergave aan het Sefardische verleden. Eerst wanneer deze droomwereld bij haar botsing met het nuchtere na-emancipato-rische Nederlandse Jodendom ineengestort is, ontstaat in de teleurgestelde dichter een streven om zich opnieuw met een werkelijkheid te identificeeren.” 79)
Kan het objectiever? Kan het uitvoeriger geannoteerd dan wij deden? Doch nu terzake en Bilderdijk en Caron in de eigen kerk opgezocht.
Het is ondenkbaar, dat Bilderdijk het er niet op aangelegd heeft (deze uitdrukking wordt hier bewust gekozen) deze waar-devolle knaap tot het Christendom te brengen. Zijn Evangelie dwong hem hiertoe! Hij heeft het trouwens zelf „expressis verbis” uitgesproken tegenover Willem de Clercq,
„Wij— Bilderdijk en De Clercq — spraken over Da Costa. Ik noemde hem een lyrische verlenging van Bilderdijk en hij gaf zulks toe. Hij zeide mij, hoe wij God danken moesten dezen verwekt te hebben, wiens invloed nog zoo groot zijn kon. Hij bekende mij reeds in het eerste vers van Da Costa het groote zaad onderscheiden te hebben.” 80)
„Reeds in het eerste vers”, van de toen vijftienjarige! Het geoefende oog van de jager. Lees dit eerste vers en gij zult daarin niets vinden. Maar Bilderdijk proefde terstond het oorspronkelijke geluid van een bijzondere jongen. Daar zat wat in.
Wij zijn al heel wat jaren uitgelopen op de periode, waarop onze opponent zijn casuistiek toepast. Overigens zijn voor ons de geluiden uit de jaren 1818—1820 evenmin onduidelijk. Zoo heette het ter gelegenheid van Da Costa’s promotie in de Rechten: „De aan God getrouwe Jood is Christen in ’t verlangen.” Is het niet hoogst opmerkelijk, dat de beide laatste strofen, met dit citaat, in de officiële editie van de dissertatie, 81) waarvoor het gedicht klaarblijkelijk geschreven was, niet zijn opgenomen? Waarom, zo is men geneigd te denken. Toch zeker, omdat een ieder voelde, dat de zendeling nu te ver was gegaan! Of dacht onze opponent aan een toevalligheid? Onder het „ontmande” vers staat met grote letters: Bilderdijk! Vergissing is hier uitgesloten.
En begon niet De Dichter, opgedragen „aan Mr. Izaak da Cos-
79. Dissertatie, 78.
80. Dagboek, I, 178.
81. Specimen Academicum inaugurale juridicum exhibens ob-servata quaedam de condictionibus, 1818.
48