met drie pitten brandende gehouden. Joodse folklore. . . . Wie eerbiedigt haar thans? 1)
En laat ik U dan bij dit Kabroniem-centrum nog mededelen, dat Muiderberg sinds 1642 reeds begraafplaats der gemeente is. Men kocht toen van Gerrit Jansz. de Wilde, poorter der stad Muyden, vierde half schepel boulant, gelegen op Muyderbergh.” In margine van deze minuut leest men het eigenhandig geschreven „consentement” van den dichter P. C. Hooft.2).
Op wonderlijke wijze is dit oude stuk voor de Gemeente bewaard gebleven. Eens in de oorlog — toen geen Joodse voet meer dit stadsdeel betrad — werd de adjunct-archivaris van Amsterdam Mr. W, F. H. Oldewelt telefonisch met spoed bij een zijner vrienden ontboden. Daar gekomen werden hem stukken getoond, door een vreemde ter verkoop aangeboden. Oldewelt, deze terstond identificerende als de aankoopacten van Muiderberg, kon vaststellen, dat — bij het jammerlijk doordraaien van het archief der Joodse Gemeente — een knecht van Lierens, genoemde stukken had „achterover gedrukt”, in de mening verkerende, dat deze hun waarde wel zouden opbrengen.
Met mij volgt ge in gedachte de weg van dit document. Zwijgende getuige van bloei en ondergang ener kehilla.
„Water- en vuurnering”
In de 19e eeuw was het Joodse leven in deze straat van een grote innigheid. Zó heb ik het niet meer gekend. Doch van „horen zeggen” beschrijf ik hier gaarne voor U die typische Ghetto-nering, waarvan ook in deze straat de „filialen” waren gevestigd. Evenals in de Lazarussteeg, Valkenburgerstraat, Uilenburgerstraat etc.
In het voorhuis of kelder stond een gemetselde oven, waarboven een groot rond waterreservoir, met kraan. De oven werd gestookt met dove kolen en turf. Behalve tot het op kookpunt houden van het water, dienden deze voor het aanmaken van kachels of fornuizen, of wel voor de verwarming van stoven. Dit fourageren van „hete kolen” vormde gedurende de week, de grote afzet.
Doch als het Vrijdag werd, dan kwam tegen de middag de „sjou-mer” van het Rabbinaat om de oven af te sluiten. Ge ziet Rebbe Mousje Leib Roos hier gaan door deze straat. Joden lopen in en uit het „water en vuurhuis” om penningen te kopen, à 1 en 2 cent per stuk. Om daarvoor een keteltje kokend water te kunnen halen, op de Sjabbathdag, waarop het gebruik van vuur de Jood immers verboden is. 9a)
34
1
s) Zie o. a. H. Tas in. Vrijdagavond I, deel II, pag. 261. *) Zie S. I. Mulder. Iets over de Begraafplaatsen, 1851.
2
a) Zie1 A. Druyff in Vrijdagavond VIII, I. pag. 344 enz.