honderden meters slechts hebben wij gewandeld. Doch met U vraag ik — duurde dit alles een ogenblik, of waren het lange eeuwen, die wij doorliepen. En dan bekruipt ons het gevoel: hoe moeilijk deze herinnering te verbinden aan de w7reed-nuchtere leegheid van dit vreselijke plein.
Want wel ongebontlen fantasie was er van node en diepe mijmering, om op deze verlaten plaats, een brillant stukje eigen volksverle-den te beleven. Bewogen te worden door iets, dat nooit, nooit meer beweegt.
“V
*
28