van Henri Polak) — dwars op de roeibanken — planken gelegd. De mannen, die daar op stonden, om door wippende bewegingen het water golvende te houden, werden „hobbeljongens” genoemd, of wel „hobbelstudenten”.
Des avonds, als de zware arbeid voltooid was, rustten deze nijvere burgers uit, in het cafètje, op det hoek van de steeg. Bij „Oomie Roet”. Eigenaar van een stalhouderij en specialist in „lewajes” — zowel 'als „gassenes”.
„Oomie” las dan zijn „studenten” de krant voor. En onze begijn-de Joden spraken derhalve van de „hobbelacademie.”
Mazzal Dogiem
Reeds in de 18e eeuw bestond er te Amsterdam een Joods Vis-sersgilde, waarvan J. Zwarts de organisatie jaren geleden heeft beschreven^). De leden er van, waren in twee groepen verdeeld: vaar-ders en verkopers.
De vaarders gingen met vletten het IJ op, om de vis in te kopen van de Zuiderzeevloot. Zij voeren daarna met hun lading naar de „Jooden Groenmarkt” — hier ter plaatse — op dit plein. Waar zy door de „ordinaire verkopers” aan de man werd gebracht. Tegen de avond werden door de „gedeputeerde Directeuren” de gezamenlijke winsten in gelijke porties verdeeld.
Deze typen hebben wij allen nog enigermate gekend. Met hun zeer speciale terminologie en geraffineerde handelstechniek. „Bij mijn kop’s gezond” zo zei de koopman. En om de boze geesten reeds van te voren te bezweren, had hij zich voorzien van een pijpekop en deze verborgen onder de pet op zijn hoofd.
Nog herinneren vele namen van onze gestorvenen, aan hun activiteit hier ter plaatse: Zeehandelaar, Baars, Kuijt, Snoek, Zalm, Goudvis, Mossel, Lever, Schellevis, Stokvis, Waiszvis (!), Grom (= visschoonmaker), Visraper, Viskoper.
Ut iel da Costa
Hier ook — aan de „Vloonburgh Steegh” — de plaats kan ik niet vaststellen — woonde omstreeks 1630 Uriel da Costa alias Adam Romez1). Zijn naam — een hoofdstuk uit de wereldgeschiedenis. Zijn leven — een exempel van menselijke ellende. Tussen de herinnering aan het geheim beleden Christendom en de te moeilijke heroriëntatie op de vaste traditie zijner vaderen, werd hij een prooi der gespletenheid. Hier heeft hij gezworven langs de vale gevelrij. De tragische weg gezocht naar de oude Snoge.
22
1
) Zie A. M. Vaz Dias’ (in nauwe samenwerking met Hirschel tot stand gekomen) Uriel da Costa, 1936, pag. 21.